Column Marcel van Stigt: Kamperen

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Driekwart Nederland viert zijn meivakantie nu op een camping. Kamperen is populair, las ik in de krant, maar dat heeft ook te maken met een stukje kostenbeheersing. Het doet mij automatisch terugdenken aan mijn eigen kampeerervaringen. 

Die eerste keer kamperen met vrienden. We hadden met zijn vieren twee tentjes opgeslagen in het Franse Biscarosse. Op onze camping zaten veel Nederlanders. Onder anderen onze leraar wiskunde, die ons nog geen week eerder na ons succesvolle examen met ingehouden opluchting had uitgezwaaid, in de veronderstelling dat hij ons nooit meer zou zien. Hij stond met zijn tent pal naast ons. Nog zie ik zijn verbijsterde gezicht voor me toen hij ons herkende. Het bekertje koffie waarvan hij een slokje wilde nemen bleef in de lucht hangen. We zeiden hem joviaal gedag, maar hij keek ons met een glazige blik vol ongeloof aan. De volgende ochtend was hij vertrokken. Raar. 

Het was wel even wennen, dat geschutter in en om zo’n tentje. Ik was gewend aan comfortabele hotels in Tirol, want mijn ouders hielden van hun gemak. Zachtjes verende matrassen met métershoge donzen dekbedden. Knapperige kaiserbroodjes met roomboter en aardbeienjam bij het ontbijt. ‘s Avonds een schnitzel met de omvang van een parasolvoet.  

Dan is kamperen toch even iets anders. Gelukkig waren we aardig beneveld toen we in onze slaapzakken kropen, wat trouwens nog een hele toer was. Ergens onder mij bevond zich een steen waarop ik soms met mijn heup kwam te liggen, maar dat merkte ik pas bij het wakker worden. Na anderhalf uur kon ik weer redelijk normaal lopen. 

Meestal gingen we uit eten. Die ene keer dat we ‘s avonds op de camping bleven nam ik de rol van kok op me. Ik had goede bedoelingen, maar kon niet voorkomen dat de aardappels die ik wilde bakken zwart blakerden en dat af en toe een hamburger die ik in de pan wilde omdraaien machteloos in het zand plofte. 

De verhalen over koude, zeikerige douchestralen en smerige wc’s waar je dapper met toiletrol ferm onder de arm in de file stond zijn bekend. We hebben het allemaal meegemaakt, dus daar hoef ik verder niet over uit te weiden.   

Maar het waren leuke vakanties met veel drank en lol, en dat maakte alles goed. 

Eenmaal getrouwd en vader van twee kinderen hebben we eens in Eibergen op een camping gestaan. Ook dat was een bijzondere ervaring. Het was een week lang noodweer. Regen, regen, regen.  Onophoudelijk. Wie op een klein tentje was aangewezen moest er binnen maar iets van zien te maken. De noodzakelijke boodschappen werden op een holletje gedaan, diep ineengedoken en paraplu boven het hoofd. Rond de tenten werden geulen gegraven. 

Te midden van de tenten stonden drie huisjes. In één daarvan zaten wij. Lekker droog en gerieflijk. Vanuit het raam zag ik op een avond hoe menig tentje onderliep. Een huivering trok door mijn lijf. Al te lang kon ik er niet bij stilstaan. Op onze tv begon de kwartfinale tennis op Wimbledon en daar wil ik nu eenmaal geen seconde van missen.