Gastcolumn Duinstichting augustus door Bert Maes

Column
Bert Maes
Bert Maes Foto: aangeleverd

Ecoloog en cultuurhistoricus Bert Maes (Tilburg, 1944) studeerde biologie en runt sinds 1992 het Ecologisch Adviesbureau Maes in Utrecht. Hij is specialist in onder andere oude bomen en schrijver van diverse boeken, waaronder de recent verschenen Atlas van wilde bomen en struiken.

Noord-Holland is niet rijk aan bossen. De ooit grote oppervlakte bossen op veen- en kleibodems werden in de middeleeuwen al vrijwel volledig ontgonnen. Kleine oude bosrestanten zien we op de Gooise stuwwal, enkele moerasbossen zoals rondom het Naardermeer en dan de duinbossen. De in de 19e eeuw beboste stuifzanden van de kustduinen behoren tot de oudste voorbeelden van de jongere ontginningen. Die kunnen beschouwd worden als waardevol boshistorisch erfgoed. Ze bieden een blik op de bosbouwkundige inzichten in de tweede helft van de 19e eeuw en de sortimentskeuze toen van de boomsoorten, meest naaldbomen. Door de toegenomen ouderdom worden deze bossen meer gewaardeerd en zijn er inmiddels ook specifieke natuurwaarden. Minder bekend, maar bijzonder verrassend en waardevol zijn zomereiken-beukenbossen op de steile binnenduinen van Schoorl en Bergen. Ze staan op de kilometers lange duinhelling van Schoorl tot Egmond, die nog nauwelijks is onderzocht en in kaart gebracht. De helling is opvallend steil en hoog en bij Schoorl ligt de hoogste duinpunt van ons land op 55,4 meter. Hier en daar liggen er hellingpaden die zicht bieden op dit merkwaardige bos. Wat we zien zijn meerstammige grillige beuken met soms dikke stammen die op olifantspoten lijken. De grootste boomstoof meet maar liefst 31,50 meter in omtrek. Verspreid ertussen staan zomereiken met grillige bochtige stammen die als ‘jugendstilbomen’ te typeren zijn. Deze boomvormen laten zich verklaren door eeuwenlang hakhoutbeheer. De bomen werden gehakt en groeiden meerstammig uit tot een volgende hak. Het was een uiterst praktische manier van bosbouw waarbij voortdurend hout geoogst kon worden zonder dat er steeds opnieuw aangeplant moest worden. De producten van het hakhout waren kostbaar en werden voor velerlei doeleinden benut, als brandstof, geriefhout, gereedschapshout, looistof en de twijgen en bladeren waren geschikt als veevoer. Bedacht moet worden dat er tot in de 20e eeuw er een eeuwenlange periode was met vele lange koude winters waarbij brandstof en veevoer onmisbaar waren. Het was een opgave van overleven waar heel Nederland mee te maken had. Behalve het voortdurend hakken van bomen zal ook het in- en uitstuivend duinzand, vraat van vee, sneeuwval en ijzel de onregelmatige stam- en takvormen mee bepaald hebben. Door het hakbeheer konden beuken, als schaduwverdragers, en eiken, als lichtvragers, ook goed naast elkaar groeien. Het hakhoutbeheer is rond 1900 en deels na de Tweede Wereldoorlog gestopt, zodat de bomen weer tot de hemel kunnen groeien, maar waardoor de eiken in de knel komen. De terreineigenaren weten er eigenlijk weinig raad mee, en zoeken naar oplossingen, nu er zoveel eiken dood gaan door het ontbreken van adequaat beheer. Ook de aanplant in het verleden van invasieve exoten als esdoornsoorten, Amerikaanse vogelkers en Virginische vogelkers, geeft de nodige problemen. Behalve de zomereiken en beuken, zien we in dit bos ook andere er thuishorende houtige gewassen zoals wilde lijsterbes, ruwe en zachte berk, klimop, sporkehout, wilde kamperfoelie in de struiklaag en als lianen. Ook zien we er typische bramensoorten, zoals de spitse haarbraam, die door hun late bloei en vruchtvorming van groot belang zijn voor allerlei insecten. De vraag is vaak hoe oud deze bossen zijn, een vraag die nog niet is opgehelderd. De zomereiken van Noord-Holland, zo is onlangs vastgesteld op grond van DNA-onderzoek, kwamen hier zo’n 10.000 jaar geleden na de laatste ijstijd in de Lage Landen via een migratieroute vanuit Spanje. De beuken arriveerden zo’n 3000 jaar geleden. De oudste archeologische vondsten van beuken in Noord-Holland dateren uit de bronstijd, ca. 1500 vóór Christus. Met het ontstaan van de oude duinen 4000 jaar geleden kon zich bos ontwikkelen en door de mensen beheerd en benut worden. De oude duinen zijn deels later ook weer overstoven. Het zomereiken-beukenbos zal zeker vele eeuwen oud zijn, maar de populaties van de bomen zijn in genetisch opzicht vele duizenden jaren oud. DNA-onderzoek van de Hollandse beuken is thans gaande en daar horen we binnenkort wellicht meer over. Het zomereiken-beukenbos van Schoorl en Bergen is een vitaal bos en te verwachten is dat ze ook de klimaatveranderingen kunnen doorstaan. Wel is er een beheer nodig die de oplossingen biedt voor minpunten van het bos: de toegenomen schaduw van het bos en de invasieve exoten. Het Noord-Hollandse bos, hoe klein ook, behoort tot de bosparels van het land. Het biedt ook een zeer waardevolle referentie voor onze kennis van natuur, cultuurhistorie en genetische bronnen in bossen. Bossen en houtwallen met wilde bomen betreft in ons land nog geen 3% meer. Het zijn vooral de bossen waar zowel wetenschappers als natuurliefhebbers veel plezier aan kunnen beleven.

Gastcolumn nalezen via duinstichting.nl en schoorlsebosmoetblijven.nl. Inmiddels al 36.342 mensen de petitie ondertekend tegen boskap

Gastcolumn Duinstichting augustus