Musica leeft zich uit in Bruch en Bruckner

Algemeen
Afbeelding
(Foto: )

Rijswijk/Den Haag - Voor een amateurorkest moet Bruckner wel tot het hoogst haalbare behoren. Het Haagse symfonieorkest Musica kon vrijdag in Rijswijk en zondag in Den Haag laten horen wat het met Bruckners derde symfonie kon uithalen. Onder leiding van de nieuwe dirigent Jos Schroevers speelde het voor de pauze Bruchs dubbelconcert voor klarinet, altviool en orkest en na de pauze die fameuze derde symfonie.

Bruch was een mooie inleiding op de symfonie. Het zelden gespeelde concert ontstond in 1911, het jaar waarin Webern aan zijn geruchtmakende fünf Stücke begon. Van de atonaliteit die daar de hoofdrol speelt, is bij Bruch niets te bespeuren. Welluidende muziek die ten tijde van de première al zwaar verouderd was. Ruim een eeuw later doet dat er allemaal niet meer toe en is het stuk vooral vriendelijk, lieflijk, niet diepgravend, maar een lust voor het gehoor, zeker wanneer de solisten van het kaliber zijn als Julien Hervé (eerste klarinettist van het Rotterdams Philharmonisch Orkest) en Darija Kozlitina (altiste in hetzelfde orkest). Musica verraste hier met een warme klank en gaf de solisten alle ruimte, zonder zichzelf volledig weg te cijferen. Van Bruch wordt vrijwel alleen nog zijn eerste vioolconcert gespeeld. Juist een orkest als Musica kan eer behalen met uitvoeringen van dergelijke onbekende werken. Het geeft orkest en publiek de gelegenheid eens kennis te maken met relatief onbekende werken en de concurrentie is hier niet zo moordend als wanneer een van de grote werken uit de muziekgeschiedenis op de lessenaars staat.

Dat gebeurde na de pauze. Voor Bruckner, diepgelovig, stond het bestaan van het hiernamaals waarschijnlijk niet ter discussie. Vanaf zijn wolkje moet hij zijn gestaag toenemende populariteit met verbazing en genoegen hebben aangezien. De première van deze derde symfonie was in 1877 een complete ramp. De als orkestdirigent ongeoefende componist sloeg zich dapper door het werk heen, maar een groot deel van het publiek verliet voortijdig de zaal en toen de laatste noot geklonken had, liepen ook veel orkestleden weg. Een klein groepje getrouwen, onder wie de jonge Gustav Mahler, probeerde het luid applaus de arme Bruckner nog te troosten. Die moet echter iets gezegd hebben als ‘laat me met rust, de mensen moeten niets van mij hebben.’

Anno 2017 is dat onbegrijpelijk en geldt de symfonie als een van de eerste rijpe werken van de componist. Diverse keren werkte hij het stuk grondig om en Musica speelde een van die latere versies en deed dat zeer verdienstelijk. Jos Schroevers lijkt een aanwinst. Met uiterlijke kalmte en weinig overdadige gebaren, leidde hij het orkest zoveel mogelijk langs de zo overvloedig aanwezige moeilijke passages. En natuurlijk ging er in dat uur Bruckner van alles niet helemaal correct. Wie voor een vlekkeloze uitvoering gaat, zal echt een beroepsorkest moeten beluisteren. Maar een uitvoering als deze heeft ook nog een ander aspect: het speelplezier en de gretigheid waarmee meer dan tachtig amateurs zich aan het stuk waagden. Dat wisten dirigent en orkest heel goed voor het voetlicht te brengen en bleef het publiek, anders dan in 1877, gewoon zitten en was het orkest na afloop opgetogen dat dit mooie avontuur tot een goed einde was gebracht. Bruckner moet het prachtig gevonden hebben dat zijn muziek zo tot de harten is doorgedrongen. Een pluim intussen voor de verschillende blazers die allerlei lastige soli moesten spelen en die deze vaak fraai voor het voetlicht brachten.

Musica speelt in mei een nieuw programma, dan met muziek van Tsjaikowsky, Fauré en Wagner, de hoogvereerde meester aan wie Bruckner zijn derde symfonie opdroeg.

(Jan van Es)