Verrassend volwassen geluid bij Musica

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Green Room - Athos Burez)

Waar een gedwongen pauze van bijna twee jaar al niet goed voor is, zou je als argeloze luisteraar kunnen denken nadat de eerste maten hadden geklonken van het najaarsconcert door symfonieorkest Musica. Dat geluid was duidelijk anders dan bij voorgaande concerten, toen het nog wel eens iel en schriel kon klinken. Al mag je bij deze amateurs niet dezelfde klank verwachten als bij het Residentieorkest, toch klonk het voller, warmer en je zou bijna zeggen volwassener dan voor de coronapandemie. En dan moest het concert eigenlijk nog beginnen.

Dat deed het in de Haagse Bergkerk met het vioolconcert van Mendelssohn, met als soliste Tosca Opdam. Twee dagen eerder, in Voorburg, opende het orkest nog met een ouverture van Bruckner. Vanwege de aangescherpte coronaregels, daar zijn ze weer, verviel die ditmaal, net als de pauze.

Met Mendelssohn wist het orkest wel raad. Dirigent Jasper de Waal, nieuw op de bok bij Musica dat dit seizoen zonder chef zit en met drie verschillende maestro’s optreedt, leek zijn musici vertrouwen en vleugels te geven. Van wijlen Bernard Haitink gaat het verhaal dat alleen al zijn aanwezigheid een orkest een andere klankkleur kon geven. Misschien dat De Waal dat ook uit Musica haalde.

Tosca Opdam toverde een mooie klank uit haar Gofriller-viool uit 1700, zorgde voor ontroerende momenten, maar de samenwerking tussen soliste en orkest ging niet altijd vlekkeloos. Opdam en De Waal kozen voor een stevige Mendelssohn. De meer speelse kant van de muziek bleef daardoor wat onderbelicht en die zit er wel degelijk in, niet alleen in de solopartij, virtuoos zonder in holle frasen te vervallen, maar ook in die fraaie accenten door de houtblazers.

Schuberts negende symfonie besloot het programma en ook daar koos De Waal voor een forse aanpak, al kan ook de akoestiek van de Bergkerk daarbij geholpen hebben. Het gebouw is immers niet voor symfonische concerten ontworpen. Soms leek het of de geest van Bruckner toch nog door de kerk waarde. Het werd ook een snelle Schubert. Met name het tweede deel, andante con moto met die prachtige hobosolo (chapeau voor Frank van den Berg), had best wat langzamer gemogen. De zangerigheid die Schubert in dat deel heeft gelegd, bleef nu wat onderbelicht. Bovendien zou het contrast met het wervelende scherzo groter zijn geweest.

Dergelijke overwegingen verwacht je intussen eerder in het Concertgebouw te maken als grote dirigent A het in jouw oren beter of juist minder doet dan grote dirigent B. Het bewijst dat Jasper de Waal het beste uit dit enthousiast musicerende orkest heeft gehaald en dat maakt des te nieuwsgieriger naar wat de jonge Pim Cuijpers in februari met Musica kan bereiken. Dan staan Grieg (pianoconcert) en Beethoven (Eroica) op het programma.