Column Marc Tangel: Krijgsgevangentocht

Algemeen
Marc Tangel
Marc Tangel (Foto: privéfoto)

“Wie zoekt vindt. Maar niet altijd wat hij zocht”. Kent u dit citaat van Paul Biegel? Het is te lezen op het Anna van Buerenplein, vlak bij de ingang van het Nationaal Archief. 

Een toepasselijke plek, want vele speurtochten naar vroeger tijden beginnen bij dit instituut. Het lijkt ogenschijnlijk eenvoudig als je kijkt naar programma’s als Verborgen Verleden, waarin een bekende Nederlander gemoedelijk de hand schudt van een archiefmedewerker en daarna naar een zaal gebracht wordt waar stapels vergeelde paperassen klaarliggen om doorgespit te worden. Toch gaat het niet altijd zo.

Begin 2015 las ik in de krant een artikel over het Nederlandse Rode Kruis, waarin de woordvoerder van dienst vertelde dat vrijwel niemand wist dat deze organisatie kon helpen met het zoeken naar sporen in het verleden van oorlogsslachtoffers. Het leek mij de ideale aangelegenheid om eens uit te zoeken waar opa Tangel in die dagen gezeten had, want daar was ons na al die jaren eigenlijk weinig van bekend. In de dertig jaar dat mijn moeder hem als schoonvader heeft mogen kennen, heeft opa slechts één keer geprobeerd een anekdote over zijn kampverleden voor het voetlicht te brengen. Hierbij werd hij echter ruw onderbroken door mijn oma die riep: “Nee Bert, niet wéér die oorlog”, wat suggereert dat dit onderwerp in de prilste jeugd van mijn vader wel degelijk een conversatiepunt was. Niets is minder waar. Over de oorlog werd door de oudere generaties simpelweg niet gesproken.

Mijn opa was gedurende de Tweede Wereldoorlog een krijgsgevangene, Dat is zeker. Voor zo ver het ons bekend is, moet hij al vroeg in deze periode gevangen zijn gemaakt en één van de weinige verhalen die zijn overgeleverd, gaan over het feit dat mijn opa dermate laat in Nederland terugkeerde, dat men de hoop al had opgegeven nog iets van hem te horen.

Slechts één keer in mijn leven heb ik mijn opa zijdelings een opmerking over deze tijd horen maken. Op foto’s van voor de oorlog is hij nog gezegend met een redelijk weelderige haardos, maar op afbeeldingen na die periode is daar niet meer van over dan een klassiek paterskapsel. “Mijn haarwortels zijn afgestorven door de kou in het kamp” liet hij zich eens ontvallen en hoewel deze constatering biologisch ongetwijfeld aanvechtbaar is, werpt het een summiere blik op de omstandigheden waarin hij geleefd moet hebben.

Exacter zullen we het voorlopig ook niet weten. Het Rode Kruisonderzoek leverde niet meer op dan een zogenaamde ‘kostwinnerskaart’, een administratieve verbinding tussen krijgsgevangenen en het thuisfront in Nederland. Meer aantekeningen dan het feit dat hij daadwerkelijk een gevangene was, zijn er op deze kaart niet gemaakt. Over zijn verblijfplaats tasten wij dus nog steeds in het duister.

Mijn opa leed de laatste jaren van zijn leven duidelijk aan het kampsyndroom, waardoor ik hem dit ook nooit heb durven vragen. Het gevolg is dat ik nu eigenlijk maar heel weinig van hem weet. Binnenkort toch het Defensie archief maar eens raadplegen...