Column Marc Tangel: Feestverknaller

Algemeen
Afbeelding
(Foto: privéfoto)

Ik heb geen idee waarom die twee luide vuurwerkknallen de donderdagavondrust moesten verstoren. Ik kan me in elk geval niet voorstellen dat men op de Apeldoornselaan een doelpunt van het Franse vrouwenelftal vierde. Toch brachten deze artificiële donderslagen, gecombineerd met de datum van de Franse onafhankelijkheidsdag, mij in gedachten even terug naar zo’n vijfendertig zomers geleden.

Het was de eerste vakantie dat mijn ouders ons meenamen naar Frankrijk. Bestemming: een klein plaatsje in het Franse Auvergne, met vrij uitzicht over de Puy de Dôme. Ons verblijf viel samen met de nationale feestdag, maar ook als toerist waren wij meer dan welkom om deel te nemen aan de grote optocht van die avond.

De lampion koesterde ik met uiterste voorzichtigheid

Zo kregen mijn zus en ik ineens een kleurrijke lampion met brandend kaarsje in onze handen gedrukt en met de rest van de vakantieparkgasten begonnen wij aan een wandeling door het dorp. Als 5-jarig jochie ontging de motivatie achter deze festiviteit mij totaal, maar de lampion koesterde ik met uiterste voorzichtigheid: het kaarsje mocht niet uitgaan, maar de lampion moest natuurlijk ook niet in de brand vliegen. Nog jaren heeft het als souvenir op een plank in mijn slaapkamertje van onze caravan achter boerderij Hijdra aan de Broekweg gelegen. Een plek die in die dagen nog tot Leidschendams grondgebied behoorde, maar inmiddels onderdeel uitmaakt van de Haagse corridor naar het Forepark. Niet dat ik er ooit nog een kaarsje in gedaan heb en eenzaam over de camping ben gaan ronddwalen, maar ik vond het voorwerp blijkbaar te leuk om er vervroegd afscheid van te nemen. 

Nog nooit had ik mijn vader zo wit zien wegtrekken

Bij het Franse ‘Quatorze Julliet’ hoort natuurlijk ook vuurwerk. Het moet ongetwijfeld de apotheose van de optocht zijn geweest, maar van het spektakel zelf kan ik me niet veel meer herinneren. Dat het indruk maakte weet ik nog wel, want ik bedacht me ter plekke dat het toch jammer was dat wij in Nederland alleen maar vuurwerk afstaken met oud en nieuw. En dan ook nog in de late nacht, als het koud was. Van het zomervuurwerk in Scheveningen had ik toen nog nooit gehoord. 

Meer helder voor de geest staat mij een ietwat onbezonnen actie van mijn vader. Ter verhoging van de feestvreugde had hij een aantal strijkers meegesmokkeld uit Nederland. Deze kleine, groene staafjes gaven een donderklap die het consumentenvuurwerk uit die tijd liet verbleken en menig Fransoos keek hem dan ook misprijzend aan als hij weer zo’n knalpijp tot ontploffing bracht. Bij het passeren van een stenen poort, meende mijn vader dat de akoestische eigenschappen van dit bouwwerk weleens een volumeverhogend effect konden genereren en achteloos gooide hij weer zo’n projectiel de straat op. Precies op dat moment verscheen een auto van de Gendarmerie ten tonele, die recht op de weggeworpen strijker afkoerste. Het liep af met een sisser, want het voorwerp ontplofte net vóór en niet onder de auto van de agenten. Maar toch: nog nooit in mijn vijfjarig leven had ik mijn vader zo wit zien wegtrekken.