Ger heeft nog haarscherpe, angstaanjagende oorlogsherinneringen uit zijn kindertijd in Wieringerwaard

Algemeen
Ger van der Haagen herinnert zich alles nog haarscherp.
Ger van der Haagen herinnert zich alles nog haarscherp. (Foto: vincentdevriesfoto.nl)

‘We brachten de nacht door in de loopgraven’

WIERINGERWAARD - Dinsdag 17 januari is het exact 78 jaar geleden dat de watertoren in Wieringerwaard werd beschoten in de oorlog. Ger van der Haagen (90) heeft nog haarscherpe, levendige en angstaanjagende herinneringen aan zijn kindertijd in de oorlog. Hij was nog maar acht jaar toen de eerste bombardementen begonnen. 

Hij gooide me achter een paar biertonnen en riep ‘blijven zitten!’

Ger begint: “Ik ben nu 90 jaar, maar mijn verhaal begon toen ik acht jaar was en in Den Helder woonde.
Ik weet nog dat ik in mei van school kwam en aanvalsvliegtuigen hoorde aankomen. Ze vlogen over de buitenhaven heen en er vielen allemaal balletjes uit die ontploften. Dat waren de eerste bommen die ik zag. Ze werden op het Marine Hospitaal gegooid. Ik werd meteen in mijn kraag gevat door een man. Die zei ‘kom mee’ en trok me mee een café in, waar hij me achter een paar biertonnen gooide en zei ‘blijven zitten!’. Ik zat angstig de tijd uit, tot het stil was.”

Bombardementen geallieerden 

“We woonden in de Spoorstraat, een paar honderd meter bij de Rijkswerf vandaan. De Rijkswerf was vaak een doelwit voor bommenwerpers. Dus het was gevaarlijk wonen. Het vluchtkoffertje stond beneden altijd klaar. Mijn vader had beneden aan de trap een soort schuilplaats gemaakt. Bij een luchtalarm zaten we daar. Toen kwam dat grote bombardement, dat in totaal vier uur heeft geduurd. Het werd te onveilig. We moesten weg en konden terecht bij kennissen. Het was een angstige tocht. De bommen vielen soms vlakbij. Ik weet nog dat we door die straten liepen. Vuur scheen door kapotte ruiten en vitrage wapperde naar buiten. Het was zo onwerkelijk. Óveral lag glas. We konden maar kort blijven bij die kennissen, want ook daar kwamen de bommen steeds dichterbij. We hebben met die kennissen, dus twee families, een hele nacht gelegen in loopgraven die waren aangelegd. De wolken die daar dreven werden aan de onderkant spookachtig belicht door het schijnsel van het vuur.”

Merel

De volgende morgen was het vroeg licht; het was 25 juni. Ik weet nog dat ik wakker werd door het fluiten van een merel. Toen dacht ik: ‘hoe bestaat het?’ Die merel fluit gewoon door alsof er niets gebeurd is.’ Ons huis stond er nog, maar we moesten Den Helder ontvluchten met de trein. Ik heb nog nooit een trein zo vol gezien. We stonden als haringen in een ton. Kinderen werden in de bagagenetten gelegd. Een paar jaar hebben we in de Wormer en in Egmond aan zee gewoond.” 

Wieringerwaard

“Op een dag konden we naar Wieringerwaard. Daar stond een boerderij, die staat er nog, tenminste het stenen voorhuis is er nog, de kap is weg. Daarachter was een schuur, die half vernietigd was. De andere helft was door de stichting vluchtelingenzorg verbouwd tot woning. We hadden er een fornuis staan, dat tegelijkertijd als verwarming diende. Daar heb ik drie jaar gewoond. Ik vond het een prachtige tijd. Schoenen bezat ik niet meer; ik liep op klompjes, overalletje aan. Hielp heel graag de boer en knecht. Naar school ging ik ook heel graag. Maar het was natuurlijk wel overleven. De slaapkamers hadden kartonnen wanden, van dat dikke ribkarton. Het was koud en je hoorde alles.”

Regeringsbrood

“Ons brood haalden we bij de bakker. Dat werd ‘regeringsbrood’ genoemd. Als jongetje kon ik wel negen van die boterhammen eten en dan had ik nog trek. Er zat niet veel voeding in. We aten ook van de gaarkeuken, maar die moest wel bevoorraad worden. In 1944 was het een strenge winter. Het IJsselmeer was helemaal bevroren, er kon geen schip meer door. Ook geen aardappelen voor die fabriek. Dus we hadden geen aardappelen meer. Toen aten we veertien dagen lang suikerbieten, met wat groenten erbij.” 

NSB-er

“De boer, waar we naast woonden, was een NSB-er. Toen wij kwamen, had mijn vader een gesprek met hem. Hij zei: “Bakker (dat was zijn naam), moet je eens goed luisteren. Jij bent NSB-er en ik ben het niet. Ik denk dat we hele goeie buren kunnen zijn, als we nooit over politiek praten.’
‘Had ik ook dacht’, zei Bakker. En we hebben ook nooit last gehad.”

De beschieting van de watertoren

Ger: “Dat was op 17 januari 1945. Ik weet dat, want het was precies een dag na mijn verjaardag. Ik zag vliegtuigen uit de kant van Den Helder komen. Deze gingen in de richting van Wieringen. Ze maakten een bocht en vlogen op ons af. Steeds lager en lager. Ik ging gelijk in dekking en ik dacht: ‘Oh, als hij maar niet tegen die boom aanvliegt waar ik onder lig’. Het waren er een stuk of zes, ze vlogen achter elkaar. Ik zag rook onder de vleugels uitkomen. Daarna hoorde ik ‘tjakketjakketjakke....’ van de mitrailleurs. Direct zat er een grote, rode waas om de toren heen. Ik dacht dat hij in brand stond, maar het was allemaal steenstof! Toen er twee vliegtuigen tegen elkaar aan klapten en neerstortten begon ik te rennen. Ik kwam langs mijn huis, om te kijken of alles in orde was. Mijn moeder zat daar met mijn broertje onder de tafel. Ze wist niet wat er aan de hand was. Mijn vader werkte bij de gaarkeuken. Ook daar was alles goed, ondanks een paar kogelgaten. Onderweg zag ik een stuk hoofdhuid met haar aan een tak hangen, een hand, een duim en een wijsvinger. Heel luguber. Dat vergeet ik nooit meer.”

Radio Oranje

“Niemand mocht een radio hebben, maar de buren hadden er stiekem eentje. Zij konden de berichten van Radio Oranje ontvangen en kwamen langs om het nieuws te vertellen. Want daar moest je het van hebben. Er waren ook verzetskrantjes. ‘De vliegende Hollander’ en ‘De Waarheid’, deze werden in het geheim verspreid. We kregen ook zo’n blaadje. Maar dat was wel een beetje link. Er was geen Duitse bezetting in Wieringerwaard op dat moment, maar dat is er wel een tijdje geweest. We hadden een hoop jongelui thuis, er waren ook jongens bij in de leeftijd dat ze opgepakt konden worden. Dus zij waren voorzichtig. Het is een keer gebeurd dat er een seintje kwam: ‘Kijk uit, ze houden een razzia!’ Ze renden ver het land in en zijn ontkomen.”

Vuile verrader

“Vlak bij ons woonde een hoofdonderwijzer, hij had een zoontje en een dochtertje, Petie en Cockie. Ze woonden naast de school. Dat huis staat er nog. Een mooi huis, rechts van de school. Daar speelden we weleens op zolder. Ik weet nog goed dat ik aan de kapstok een officierspet zag hangen Toen dacht ik: ‘vuile verrader!’. Niet dat hij nou mensen verraadde, voor zover ik weet, maar het was wel een echte NSB-er. Zijn vrouw deugde ook niet. Die ging naar Schagen toe, een beetje heulen met de Duitse officieren. Bah!”

Ger trekt een gezicht van ergernis en staart daarna geluidloos door het raam, alsof de herinneringen daar zichtbaar waren. “Het was een moeilijke tijd, maar het heeft me veel geleerd. Dankbaarheid vooral. En het besef dat niet alles maar komt aanwaaien. De jeugd van tegenwoordig mist dat wel, naar mijn idee. Misschien willen ze dit verhaal wel lezen, van deze oude man, om de oorlog wat beter te begrijpen, dat zou mooi zijn.”

Bovenstaand verhaal is opgetekend uit het interview dat Ed Pach deed met Ger van der Haagen. Hij maakte er twee video’s van. De video’s staan op YouTube en zijn gemakkelijk te vinden door in YouTube te zoeken op ‘Ed Pach’.