Flory Neter (79) over haar ervaringen als jongste onderduiker in Hoorn

Algemeen
Flory vertelt in de huiskamer aan de Drieboomlaan in Hoorn tijdens Open Joodse Huizen haar verhaal.
Flory vertelt in de huiskamer aan de Drieboomlaan in Hoorn tijdens Open Joodse Huizen haar verhaal. Foto: Jan Siebring Fotografie

HOORN - Het programma Open Joodse Huizen bestaat elk jaar uit kleinschalige bijeenkomsten waar herdacht en herinnerd wordt door middel van verhalen die op locatie over vroegere gebeurtenissen verteld worden. Dinsdag 3 mei vertelde Flory Neter (79) in de huiskamer van Drieboomlaan 69 in Hoorn aan een circa dertigkoppig publiek haar bijzondere verhaal mét een belangrijke boodschap. 

Ga uiterst voorzichtig om met kinderen

Flory kwam in 1942 ter wereld in het Joodse Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan de Nieuwe Kerkstraat in Amsterdam. Toen ze een paar dagen oud was, werd ze op het Centraal Station in Amsterdam overgedragen aan Nel en Cees Woelders, een jong stel van 24 jaar dat vanuit Utrecht in Hoorn ging wonen. “En zo kwam ik als baby op de Drieboomlaan 69 terecht”, vertelt Flory. “Daar heb ik een hele mooie tijd gehad, mede dankzij de liefdevolle verzorging van mijn pleegouders. Ik heb nog wat foto’s uit die periode en op één van die foto’s loop ik met mijn poppenwagen over de Drieboomlaan. Ik zie eruit als een blij kind. Wanneer ik naar die foto’s kijk, word ik nog steeds blij. Het was voor mij een mooie tijd.”

Meneer en mevrouw

De biologische ouders van Flory overleefden de oorlog. “Ze zijn nooit ondergedoken, maar hebben zich nooit gemeld bij de Joodse Raad en zijn aan het werk gegaan bij verschillende boeren in Zuid-Holland.” In 1946, dus vlak na de oorlog, werd Flory uit het gezin van Cees en Nel gehaald, waar inmiddels een (pleeg)zusje was geboren. “Mijn biologische ouders waren ondertussen misschien weleens op bezoek geweest in Hoorn, maar dat kan ik me niet goed herinneren. Van de een op de andere dag moest ik met ze mee terug naar Amsterdam. Voor mij waren het echter volstrekt vreemde mensen. Ik noemde ze ‘meneer en mevrouw’. Ze waren ook een stuk ouder dan mijn pleegouders. Mijn moeder was veertig toen ze mij kreeg, en mijn vader was in de 60. Nee, er was geen band tussen ons. Het werkte niet, het hele hechtingsproces was natuurlijk verstoord. Zij hadden niks met mij en ik had niks met hen. Bij de mensen die ik zo lief had en aan wie ik gehecht was geraakt, Cees en Nel, was ik weggehaald. Daar had ik als kind veel verdriet van. In Hoorn had ik zo’n mooie tijd gehad, terwijl het toen oorlog was. Maar voor mij begon de oorlog pas toen ik terug kwam in Amsterdam.” Een groot probleem was ook dat de biologische moeder van Flory totaal niet overweg kon met pleegmoeder Nel. “Dat voelde ik als kind ook wel aan en ook dat is niet goed geweest. Toch neem ik mijn biologische moeder niets kwalijk. Het is haar ook allemaal maar overkomen. Aan de oorzaak van al het leed heeft ze zelf part noch deel gehad. Mijn vader overleed al in 1948, hem heb ik dus niet lang meegemaakt. Mijn moeder is 93 geworden en ze is altijd een goede oma voor mijn kinderen geweest.”   

Geen ‘ding’

Met haar verhaal wil Flory ook een belangrijke boodschap uitdragen. “Wat mij is overkomen, overkomt vandaag de dag nog steeds veel kinderen. Er worden nog steeds kinderen uit huis geplaatst. Tegen de Kinderbescherming en de jeugdzorg zou ik willen zeggen: ga uiterst voorzichtig om met kinderen. Een kind is geen ‘ding’ voor wie je alles maar kunt beslissen. En dat kinderen het beste op hun plek zijn bij hun biologische ouders is ook niet altijd waar. Met de wijsheid die ik nu heb, vind ik dat ze het toen veel voorzichtiger hadden moeten aanpakken. Het is allemaal veel te snel gegaan zonder te kijken wat het met mij als kind deed.”

Nuchtere klei-mentaliteit

Met Cees en Nel heeft Flory altijd contact gehouden. “Zij leven ondertussen natuurlijk niet meer, maar mijn pleegbroers en -zussen zie ik regelmatig. Cees en Nel waren voor mij gewoon mijn ouders en zo ben ik ze altijd blijven zien.” Twintig jaar geleden is Flory in Schellinkhout komen wonen. Niet ver van de plek waar ze als baby ondergedoken zat. “Voor mijn gevoel is dit altijd mijn omgeving gebleven. Die nuchtere klei-mentaliteit spreekt mij wel aan.” Flory is voorzitter van het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers (VBV). “Wij behartigen de financiële belangen van de vervolgde overlevenden van de Tweede Wereldoorlog uit Europa en voormalig Nederlands Indië. De stichting is nog steeds heel hard nodig, want veel mensen weten nog steeds niet welke mogelijkheden er zijn op het gebied van pensioenen en uitkeringen. Wij maken ze daar attent op.” Op dit moment komt Flory - mede door haar werk voor de VBV - tijd tekort, maar wanneer ze daarmee stopt wordt het misschien tijd om haar verhaal op papier te zetten, eventueel in boekvorm. “Dat zou ik wel graag willen ja. Ik ga mijn best ervoor doen”, besluit ze.