Column Marcel van Stigt: paasviering met verrassing

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

lk ben van katholieke snit, maar alleen op papier. De katholieke kerk bezoek ik niet en ook de paasvieringen laat ik aan mij voorbijgaan. Jaren geleden heb ik me daar voor het laatst aan gewaagd, in de Joannes de Doper in mijn toenmalige woonplaats Westbeemster. Dat was een grote vergissing.

Bekend met de katholieke tradities ben ik evenmin. Laat ik daar maar gewoon eerlijk voor uitkomen, dat lijkt me het beste. Ze zijn me vast ooit bijgebracht, maar hier geldt wat ik altijd tegen mijn kinderen zeg als ik iets vergeet: mijn hersenen gebruik ik vooral om dingen te bedenken, niet om dingen te onthouden. 

Zo kon het gebeuren dat ik, met mijn jonge gezin net aanbeland in Westbeemster, enthousiast opveerde toen ik een fleurige aankondiging in mijn brievenbus aantrof. Het was een uitnodiging van het kerkbestuur. De kinderen van het dorp mochten op paaszondag in de pastorie palmpasenstokken maken. Nou, dacht ik, dat is leuk voor mijn zoon en dochter. Bovendien zouden we zo alvast een beetje kunnen integreren. Moeders dacht er ook zo over, maar bemoeide zich er verder niet mee, want ze zou op beide paasdagen moeten werken. 

Op de bewuste paasdag liep ik met mijn kinderen de pastorie in. Een vriendelijke vrijwilligster begeleidde ze naar een tafel, waar al diverse kinderen met hun stokken in de weer waren. “Hoe laat kan ik ze weer ophalen?”, vroeg ik, want ik ben altijd graag goed geïnformeerd.

“Nou”, zei de aardige dame, “dat kan pas na de kerkdienst. Na afloop lopen de kinderen de kerk in en houden dan een processie.”

Kerkdienst? Processie? Oeps, dacht ik. Maar er was geen weg meer terug. 

Ik nam snel tijdelijk afscheid, ben toch maar de kerk binnengelopen en heb een plek op een van de kerkbanken gezocht. In gedachten was ik bij mijn kinderen - en bij het boek dat ik thuis wilde uitlezen. Een palmpasenstok versieren, dat vonden ze best leuk. Maar met het versierde attribuut door een bomvolle kerk lopen, met alle ogen op hen gericht – dat was nou net iets waar ze helemáál niet van hielden. En ze wisten nog van niks.

Het werd een lange zit. Ik telde de minuten, die als slakken voortkropen. 

Toen het zover was, zette ik me schrap. Ik zat bij het gangpad en zag ze komen. Mijn zoon vond het wel best, geloof ik, maar het gezicht van mijn dochter stond op twee dagen onweer. Zodra ze me in het oog kreeg, keek ze me vernietigend aan, terwijl ze de palmpasenstok in balans probeerde te houden. 

“Sorry, ik-wist-het-niet!”, siste ik toen ze voorbij liep. Het had geen effect.

Buiten, toen het allemaal voorbij was, kreeg ik de volle laag. En nog konden we niet naar huis. De versierde palmpasenstokken moesten we brengen naar twee oudere inwoners in het dorp die wat eenzaam waren. Ook dat hoorde bij de traditie. We hebben dat keurig gedaan. En daarmee waren er toch nog twee mensen blij.