Column Marcel van Stigt: bijna-ongelukken op de autoweg

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Nu ik niet meer in Hilversum maar in en vanuit mijn woning in Purmerend werk hoef ik me over de verkeersveiligheid een stuk minder zorgen te maken.

Natuurlijk, op de A7 wil nog wel eens iets mislopen, maar die weg vermijd ik als ik in Landsmeer of Oostzaan moet zijn. Dan rijd ik lekker rustig binnendoor. 

Een stuk prettiger vind ik dat, al is het op Het Lint ook wel eens uitkijken. Niet zelden wordt de weg tussen Purmerland en Landsmeer als racebaan gebruikt.

Nee, dan die A1. Daar ben ik ooit in één week tijd twee keer bijna van de weg gedrukt door een vrachtwagenchauffeur. 

De eerste keer nam ik samen met een vrachtwagen een bocht en zat ik kennelijk in een dode hoek. De vrachtwagen schoof langzaam maar zeker van de linkerbaan op naar de rechterbaan. 

Daar reed ik. 

Ik zag het gebeuren, week uit naar de vluchtstrook en gaf een dot gas. Hardop vloekend passeerde ik hem rechts. 

Er had ook geen vluchtstrook kunnen zijn, maar wel een vangrail. Ik noem maar wat.

De tweede keer nam ik op de A10 de uitvoegstrook richting A1. Er reed een vrachtwagen met oplegger schuin voor me en de chauffeur bedacht op het laatste moment dat ook hij van de A10 af moest. Hij wurmde dat hele gevaarte de uitvoegstrook op en begon me te snijden. Ik moest heel snel uitwijken naar de rechterbaan. Daar reden gelukkig geen auto’s.

Sowieso beleef ik bar weinig lol aan vrachtwagens. Natuurlijk, ze moeten er zijn, er moet van alles van A naar B, maar ze houden de boel soms flink op. 

Je kent het wel: rij je stapvoets in een file, decimeter voor decimeter, vaak langdurig stilstaan, wil een vrachtwagen zich er ook nog tussen wringen. Kom je voorlopig helemaal niet meer vooruit.

Het kan nog erger: een vrachtwagen die een andere vrachtwagen gaat inhalen. Millimeter voor millimeter kruipt die er langs. En dan duurt het zomaar anderhalve dag voordat hij er voorbij is.

Ook zo erg: een chauffeur die vóór de Coentunnel de hoogte van zijn truck verkeerd inschat. Alle seinen op rood, slagbomen naar beneden, en dan kun je minimaal een uur wachten tot je weer verder mag.

Vrachtwagens zouden nog voor plezier kunnen zorgen als er ludieke, pakkende of grappige bedrijfsslogans op zouden staan. Als taalliefhebber zou ik dat erg waarderen. 

Maar nee. De kansen om kris-kras door heel Nederland naam te maken met een creatieve tekstvondst blijven onbenut.

Ze proberen het wel, dat zeker, maar vaak ontaarden de pogingen in woordgrappen die flauw en vooral weinig functioneel zijn. 

Ooit passeerde ik een vrachtwagen van een betonproducent. Over de volle lengte las ik: ‘C’est le beton qui fait la musique’.

Ik heb me niet bepaald een ongeluk gelachen. Ook niet bijna.