Column Marcel van Stigt: Herinneringen aan een doodsmak

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

De valpartij kan ik nog zó herbeleven, en anders herinnert het litteken op mijn onderarm mij er wel aan. Een brede snee van anderhalve decimeter lang, lukraak gehecht door een Spaanse chirurg - waarschijnlijk was het een omgeschoolde uitbener.

Ik was een onbezonnen twintiger en met drie vrienden van hetzelfde kaliber vierde ik vakantie in het Spaanse Lloret de Mar, de favoriete bestemming van Nederlandse jongeren om flink de beest uit te hangen. 

De vakantiedagen voltrokken zich dagelijks volgens eenzelfde patroon: uitslapen tot een uur of twaalf, rustig en – vanwege de kater - met beleid ontbijten, luieren op het strand, tegen zevenen ergens eten en daarna, tot diep in de nacht, het uitgaansleven in. Aan culturele uitstapjes deden we niet. Wel gingen we op een dag de bergen in. Met een crossbrommer. 

Heel leuk voor de afwisseling, ware het niet dat ik nog nooit op een brommer had gezeten, laat staan een crossbrommer. Er er wachtte niet bepaald een route over strak geasfalteerde paden. Uiteraard droegen we geen helm.

Ik kreeg een zeer beknopte les in gasgeven en remmen en toen gingen we op weg. Intern sprongen bij mij alle seinen op rood; dit kon onmogelijk goed aflopen. Toch ging het pas na tien minuten mis.

We beklommen een steile, rotsachtige heuvel over een kronkelig pad, het was van belang voldoende gas te blijven geven, maar ook weer niet té veel. Een kwestie van ervaring. Die ik miste.

Ik reed achteraan en het ging me best goed af. Maar toen hield mijn maat die vóór me reed in, en daar had ik niet op gerekend. Ik passeerde hem, maar had te veel vaart en eenmaal boven schoot ik aan de andere kant de heuvel af. 

En toen gebeurde datgene wat een onervaren scootmobielbestuurder ook kan overkomen. In een reflex gaf ik een extra dot gas. Ik sloeg op hol en hotseknotste over een rits keien naar beneden.

In een flits zag ik verderop iets opdoemen dat veel weg had van een ravijn. Dat leek me een mooi moment om voor de enige optie te gaan die me te binnen schoot: ik liet me naar links vallen. Het leverde wonden op aan hoofd, been en arm. De snee op mijn onderarm was eng diep.

In het plaatselijke ziekenhuis werd de al eerder gememoreerde chirurg uit zijn koffiepauze gehaald. Hij zuchtte en ik hóórde het hem denken: wéér zo’n Hollandse sukkel die zo nodig met een brommer de bergen in moet. Hij keek als een arts die zich tijdens de jaarwisseling over het zoveelste vuurwerkslachtoffer moet ontfermen.

Met een lange, brede ritssluiting voor altijd op mijn onderarm zocht ik later onze camping op. Richting tent maakte ik niet helemaal toevallig een omweggetje langs de rand van het zwembad, waar zich enkele Spaanse schonen ophielden. Flink hinkend, mijn gezicht pijnlijk vertrokken, de gekwetste arm duidelijk in beeld.

Het had geen enkel effect.