Column Marcel van Stigt: Schots en scheef

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

“Zullen we een fles rode wijn opentrekken?”, stelde ik voor toen ik de spaghetti-schotel op de tuintafel zette. Mijn vriendin knikte. En zo genoten we in de avondzon op zijn mediterraans van eten en wijn. Drie glazen was mooi zat, vond ik. Maar dat was vroeger wel anders.  

Ooit stond ik te wiebelen in een café en leunde ik achterover om steun te zoeken bij iets dat als een pilaar voelde. In werkelijkheid was het een staande, topzware kapstok. Achteraf hoorde ik dat ik daar, ruggelings op de houten vloer, innig mee verstrengeld was geraakt. Met vele handen ben ik uit de berg jassen gevist. 

De meest recente dronkenschap stamt alweer van ruim twintig jaar geleden. Mijn vrijgezellenavond. Na afloop thuis netjes afgezet bedacht ik met mijn benevelde geest dat het wel zo wijs was meteen de slaapkamer op te zoeken. Ik weet nog dat ik onderaan de trap stond om mezelf naar boven te werken. Daarna niets meer. 

Op weg naar boven moet er iets wonderlijks zijn gebeurd. Dat bleek de volgende ochtend. De touwleuning die met kloeke bouten aan de muur was bevestigd lag los op de trap. En dat terwijl ik al eens eerder had geprobeerd hem tijdelijk van de muur te halen om daar te kunnen schilderen. Geen millimeter beweging heb ik erin gekregen. Er moeten tijdens mijn nachtelijke escapade onvermoede krachten zijn vrijgekomen. 

Mijn mooiste herinnering haal ik uit een van mijn vakanties met vrienden. We zaten in Salou en tijdens een stapavond raakten we verzeild in een groep bezopen Schotten. Een redelijk bedreigende, en op zijn minst onoverzichtelijke situatie. Totdat bij mij een geniaal idee opkwam. Ik dacht terug aan het beroemde WK 1974. Het blad Voetbal International had lijsten afgedrukt met de namen van alle deelnemende ploegen, inclusief Schotland. De bedoeling was om de rugnummers van de spelers te achterhalen en die erbij te noteren. Vond ik leuk, dus dat heb ik gedaan. Zo nauwgezet zelfs, dat alle namen in mijn hoofd kwamen te zitten om daar voor altijd te blijven. 

Dat kwam me op die avond uitstekend uit. Ik verklaarde me aan een van de Schotten die nogal om mijn nek begon te hangen een hartstochtelijke fan van het Schotse voetbal. Om dat te illustreren lepelde ik alle Schotse spelers van het WK-elftal uit 1974 moeiteloos op, van Jardine tot Jordan, van Buchan tot Blackley en van Hay tot Hutchinson. Mijn belager keek zo mogelijk nog glaziger, haalde al zijn maatjes erbij en meteen hingen ze aan mijn lippen. En uit pure blijdschap werd me de ene rum-cola na de andere aangereikt. 

Hoe ik later in mijn tent en slaapzak ben beland, weet ik niet meer. Wel weet ik nog dat ik de volgende ochtend niet mijn horloge, portemonnee en bril in mijn schoen terugvond - het was een vaste gewoonte van me om ze daarin op te bergen. Wel zaten ze in de schoen van een van de twee vrienden die in een andere tent sliepen.

Drank maakt meer kapot dat je lief is, maar alles was nog intact en ik was zomaar een groep Schotse vrienden rijker.