Column Marcel van Stigt: Dolen door het duister

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Steeds meer mensen ontdekken de weelde van het wandelen en ik kan niet anders constateren dan dat ik de troepen ver vooruit was. Ruim twintig jaar geleden ben ik aan het wandelen verslingerd geraakt. Het begon spontaan met een loopje van acht kilometer door en langs sluimerende dorpjes als Zunderdorp en Holysloot, de achtertuin van Amsterdam. Het beviel mij meer dan uitstekend. Een passie was geboren. 

De wandelingen werden steeds langer, zo rond de zestien kilometer, oftewel minimaal vier uur achter elkaar lopen. Druistig doorstappen, of lekker loom slenteren. In alle uithoeken van Nederland ben ik geweest.  

Bij voorkeur laat ik me leiden door gekleurde paaltjes. Maar niet zelden kwam ik in een verlaten bos op een kruispunt of driesprong uit en miste ik het paaltje. Het was verdwenen of ik keek eroverheen – wat zeer tot de mogelijkheden behoorde, want ik ben zo kippig als een blinde in een darkroom. 

Teruglopen was voor mij geen optie; ik kijk of ga nóóit terug, overigens een van mijn levensprincipes. Dus zocht ik op goed geluk mijn weg, en dan liep ik standaard de verkeerde kant op, om pas veel later dan gepland bij mijn auto terug te keren. Dat ik die terugvond was trouwens sowieso een wonder. 

Ronduit spannend was de route die ik ooit in de herfst rond de Posbank op de Veluwezoom heb gevolgd. Paaltjes met een zwarte kop. Aan het begin van de avond – driekwart Nederland zat al aan de dampende dis – had ik nog een flink stuk te gaan. 

Maar de duisternis daalde neer, de route liep door een toch al dicht, donker bos en die paaltjes waren steeds moeilijker te ontdekken. Het is allemaal goed gekomen, maar met wijsheid had dat helemaal niets te maken. 

Het kan zelfs nog spannender. Ooit vierde ik met mijn gezin vakantie op Terschelling. Terwijl moeders met de kinderen ging winkelen, trok ik met hond Billy een natuurgebied in. Het werd gaandeweg steeds drassiger, maar ik peinsde ik er niet over om terug te keren. De paden verdwenen, het werd nog drassiger en af en toe zakte ik tot mijn enkels in het water. Geen idee hoe ik weer op het droge moest komen. 

Uitgerekend Billy heeft me gered. Hij zette zijn speurneus op, ging voor me uitlopen, sloeg dan weer links- en dan weer rechtsaf en verdomd, we naderden redelijk snel de rand van het gebied en liepen zo de bewoonde wereld weer in. 

Ja, je maakt wat mee als je met mij gaat wandelen. 

Mijn vriendin, ontmoet na mijn scheiding, kan dat volmondig beamen. Ook zij is wandelliefhebber en samen hebben we al tientallen kilometers afgelegd. De eerste keer liepen we aan het eind van een grijze novemberdag door het Twiske. Het werd donker en ik verklaarde officieel dat ik het spoor volkomen bijster was. 

Het kwam opnieuw goed, zéér goed zelfs. Omgeven door duisternis, spookachtige mistflarden en geheimzinnig geritsel is er tussen ons iets heel moois ontstaan, dat nog altijd voortduurt. 

Of ik toen echt de weg niet meer wist is nog altijd een goed bewaard geheim.