Spaak in het wiel

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

De familie-uitjes die mijn ouders in mijn jonge jaren op touw zetten waren soms bijzondere avonturen. Daar moest ik aan denken toen ik las dat je in Nationaal Park De Hoge Veluwe in deze bizarre tijden gelukkig nog gewoon terecht kunt. Juist daar is zo’n familie-uitje ooit ten koste gegaan van een echtpaar dat had bedacht een paar uurtjes lekker te gaan fietsen. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze vroegtijdig ontgoocheld terug naar huis gegaan. Dankzij mijn moeder.

De taken waren vroeger keurig verdeeld. Mijn moeder kwam met de ideeën voor een leuke activiteit, mijn vader zorgde voor het vervoer en de financiën. Het werkte prima. 

Toen mijn broers en ik oud genoeg waren, huurden we vaak ergens fietsen. Onderweg hadden we veel lol. Soms onbedoeld. 

Met zijn vijven reden we een keer in de bossen rond Putten over een liniaalrecht, geasfalteerd fietspad, met daarnaast een greppel. Mijn broers en ik voorop, tien meter achter ons onze ouders, netjes naast elkaar. Ik keek om, zwaaide naar ze en draaide mijn hoofd weer naar voren. Tien seconden later keek ik opnieuw om. Ik zag alleen mijn moeder. Mijn vader was uit beeld. Hij bleek in de greppel te zijn gedonderd. Hoe hem dat is gelukt is me nog steeds een raadsel, maar komisch was het absoluut. 

Onvergetelijk was het dagje in Nationaal Park De Hoge Veluwe. Daar kon je gratis gebruik maken van fietsen. Wel moest je er snel bij zijn. Er waren immers meer bezoekers dan fietsen. En als je je zinnen had gezet op urenlang fietsen door het natuurschoon en je trof lege fietsrekken aan, was dat zeer teleurstellend.

Ook wij wilden fietsen. En ook wij visten achter het net. Drie fietsen wisten we te bemachtigen, maar ja, we waren met zijn vijven… Mijn vader en broers zaten al startklaar op een zadel. Mijn moeder kreeg een onheilspellende blik in haar ogen en zei vastberaden tegen me: “Kom maar mee”. Hier stond iets te gebeuren. 

Met een gevaarlijk soort gedrevenheid beende ze doelgericht naar het toiletgebouw nabij de fietsenstalplaats en ik volgde haar braaf. Een man en vrouw kwamen aanfietsen. Ze zetten hun rijwiel tegen het gebouwtje en liepen naar binnen om hun behoefte te doen; met een lege blaas ga je toch wat prettiger op pad.

“Snel!”, beet mijn moeder me toe. Ze stapte naar de twee onbeheerde fietsen, duwde er één naar mij toe en sprong zelf op de andere. “Wegwezen!” 

We voegden ons bij de rest van het gezin, dat twintig meter verderop met hoog opgetrokken wenkbrauwen stond te wachten. Ook ik kon nauwelijks geloven wat mijn moeder had geflikt. Maar we waren vooral blij dat we nu vijf fietsen hadden.

Opnieuw passeerden we het toiletgebouw. Het gedupeerde stel stond met de handen in de zij bij de inmiddels lege muur. In hun ogen stond een mengeling van verbijstering en woede af te lezen. “Niet kijken!”, siste mijn moeder. “Doorrijden!”

We hebben een heerlijke dag gehad. En onze fietsen hebben we geen seconde uit het oog verloren. Ja, stel je voor dat ze zouden worden gejat!