Builen, butsen en een schram

Column
Afbeelding
(Foto: Rodi Media/MvS)

Als ik met de tondeuse om de vier dagen over mijn kalende bol glijd, schamp ik standaard langs een wondje – eigenlijk een minuscuul deukje – ergens rechts van het midden. Het zit er al héél lang en het blijft er ook zitten, want ik houd het onwillekeurig in stand. Dat gebeurt als ik ‘s ochtends mijn lenzen op mijn oogbollen plaats.  

Dit vraagt om enige uitleg. 

Mijn lenzen doe ik in op één en dezelfde plek: bij het aanrecht. Maar wel precies daar waar zich op een halve meter hoogte een magnetron bevindt. En daar gaat het elke keer mis. Want zodra ik mijn hoofd buig om met behulp van een spiegeltje en een zuigertje die lenzen recht op mijn pupil te plaatsen – een uiterst secuur werkje waar veel concentratie bij komt kijken  – stoot ik met mijn hoofd tegen de punt van de greep van het apparaat. Altijd op dezelfde plek, elke keer weer. 

Nu zou ik natuurlijk op een andere plek kunnen staan, helemaal geen slecht idee, maar dat komt pas achteraf in me op.   

De kans op dit soort ongelukjes, maar ook op andere ongelukjes, is bij mij levensgroot. In onze badkamervloer zit een verhoging en het is me werkelijk een raadsel waarom ik me in slaperige toestand of gewoon klaarwakker nog niet heb verstapt en mijn enkel heb verzwikt - of erger. Ik zie het ervan komen dat het alsnog een keer gebeurt. 

Ook in de vorige huizen die ik heb bewoond liep ik butsen op. Met name in het dorpje Westbeemster. Een huis met schuine daken en redelijk veel laaghangende balken om te voorkomen dat de hele boel zou instorten. Ik ben redelijk klein van stuk, maar toch zag ik onophoudelijk kans om mijn hoofd te stoten. 

Het zal wel gewoon bij mij horen, vrees ik. Tijdens vroegere vakanties met mijn ouders en broers ging ik elke keer wel weer onderuit. Ooit ben ik gestruikeld en kwam ik vlak boven een oog onzacht in aanraking met een siervelg van een geparkeerde auto. Een week lang heb ik met de kleuren van de huidige One Love-band rondgelopen. Als passanten daar met een bezorgde blik naar keken en naar het hoe en waarom vroegen, moesten mijn ouders het even uitleggen. Er was een logische verklaring voor.  

Nee, dan afgelopen weekend. Toen ik naast mijn vriendin in bed stapte was er nog helemaal niets aan de hand. Dat werd wat anders toen ik de volgende ochtend redelijk kwiek opstond, een slokje water in de badkamer nam en mezelf in de spiegel bekeek. Mijn rechterwang werd ontsierd door een diepe schram van zeven centimeter. Op drie plekken zat een druppeltje gestold bloed.  

De verbijstering sloeg toe. Hoe kwam ik hier nu weer aan? Er moest in de nachtelijke uren iets zijn gebeurd, dat kon niet anders. Maar wat? Wat!? Ik kan me niets herinneren. Mijn vriendin misschien? Had die...? Nee, zij was even verbaasd als ik.

De schram is nu langzaam aan het verdwijnen. Maar de verbijstering blijft.