Eerbetoon aan oorlogsslachtoffer en vaderfiguur Simon Goede

Nieuws
Simon Goede (1899-1945).
Simon Goede (1899-1945). (Foto: Aangeleverd)

Door Marcel van Stigt

LANDSMEER/LAREN – Met Stolpersteine (struikelstenen) worden Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog geëerd; de stenen worden geplaatst op het adres waar ze het laatst vrijwillig hebben gewoond. Maar ook niet-Joodse oorlogsslachtoffers komen daarvoor in aanmerking. Verzetsstrijders bijvoorbeeld. Toen oud-Landsmeerder Pieter Simon Goede (76) dat hoorde, twijfelde hij geen moment. Hij heeft twee Stolpersteine aangevraagd: voor zijn oom Simon, die in het verzet zat en op 24 juni 1945 in het concentratiekamp Ravensbrück is overleden, en voor zijn grootvader Jan, die op 7 mei 1945 is gedood bij de beruchte schietpartij op de Dam in Amsterdam. De stenen moeten een permanente plek krijgen ter hoogte van de Van Beekstraat 8, waar de familie heeft gewoond. 

Pieter Simon Goede – vernoemd naar zijn twee ooms – is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog geboren. Hij heeft er niet veel van meegekregen, maar heeft zich wel zo goed mogelijk laten informeren. Voor zover hij tenminste iets los kreeg. Pieter: “Ik heb begrepen dat mijn vader, Klaas, na de oorlog een ander persoon is geworden. Stiller. Over de oorlog praatte hij niet. Dat deed niemand. De hele maatschappij was op zijn kop gezet en je moest dóór. Ook over mijn oom Simon was niet veel bekend. En op een gegeven moment ga je je eigen leven leiden en komen dit soort zaken op de achtergrond. Maar toen ik van die Stolpersteine hoorde, en begreep dat ook niet-Joodse slachtoffers daarvoor in aanmerking komen, wilde ik het verhaal weer naar voren halen. Ik was er in november bij toen in Watergang op initiatief van Mirko Marseille Stolpersteine voor de familie Kerkmeester werden geplaatst. Dat was voor mij een generale repetitie. Ik wil een steen voor oom Simon en voor mijn grootvader, Jan Goede. Het liefst tegelijk. Dan zien mensen het, dan struikelen ze er met hoofd en hart over.”

De aanvragen zijn in behandeling genomen door de Stichting Stolpersteine en Pieter is gaan graven in het verleden. Hij wilde het leven van Simon zo gedetailleerd mogelijk in kaart brengen, met name boven water halen wat hij in de oorlogsjaren heeft meegemaakt. Dat is hem uitstekend gelukt. 

Jeugdwerker

Toen de Duitsers nog gewoon in hun eigen land verbleven, maakte Simon Goede – lid van de familie die in de eierhandel zat – zich verdienstelijk als jeugdwerker. Hij was al betrokken bij de AMVJ, de Amsterdamsche Maatschappij Voor Jongemannen, en heeft daarna in Landsmeer de Landsmeerse Vereniging Jongeren (LVJ) mede opgericht. 

Het was een levendige club, gevestigd op de zolder van een eierenpakhuis aan de Dorpsstraat 37. Jongeren konden er figuurzagen, houtbewerken of hout inbranden, dammen en schaken en deelnemen aan gezellige avonden. Het gebeurde allemaal onder leiding van Simon, die werd gezien als een soort vaderfiguur. Een rol die hij later, in de laatste fase van zijn leven in het concentratiekamp, ook op zich zou nemen. Simon behoedde sommige jongens ervoor dat ze met de politie in aanraking kwamen en hield ze op het rechte spoor.

Schuilnaam ‘Oom Tom’

Aan het jeugdwerk kwam een abrupt eind toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Simon verruilde het jeugdwerk voor het verzet. Hij was nauw betrokken bij de verzetsbeweging de L.O., de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Eerst in Landsmeer, later in de Achterhoek, waar hij onder de schuilnaam ‘Oom Tom’ opereerde. Hij zat ondergedoken in een boerderij in de Obinkheide bij Halle. “Er zat daar nog een onderduiker”, vertelt Pieter, “Henk Raven, een jonge jongen. En daar is Simon verraden. Om aan de Duitsers te ontkomen besloot hij de volgende dag te vertrekken.” 

Zover kwam het niet. In de nacht van 30 april op 1 mei 1944 rammelden de Duitsers aan de deur. Ze vonden binnen twee onbeslapen, maar nog warme bedden. Simon en Henk hadden zich verschanst in een schuilplaats. Ze konden horen dat de Duitsers de boerderij in brand wilden steken. Dat wilde Simon niet laten gebeuren. ‘Hou je stil!’, gebood hij Henk. Zelf is hij naar buiten gelopen om de brandstichting te voorkomen. Hij is meteen gearresteerd en naar kamp Vught gebracht, waar hij overigens zijn broer Piet tegenkwam. Piet woonde en werkte in Eindhoven en zat eveneens in het verzet.

Kamp Vught was niet hun laatste bestemming. Simon en Piet Goede zijn op 6 september 1944 op transport gesteld naar Oraniënburg/Sachsenhausen ten noorden van Berlijn. Na een week scheidden hun wegen zich voorgoed. Simon werd van Sachsenhausen met een arbeidscommando getransporteerd naar een kamp bij Emden, dicht bij de Nederlandse grens, en kwam kort in een ziekenbarak terecht; het transport, de gevangenen veelal samengepakt in goederentreinen, had hem danig verzwakt en uitgeput. Uiteindelijk kwam hij in maart 1945 terecht in het concentratiekamp bij Ravensbrück, tachtig kilometer boven Berlijn. 

Dodenmarsen

De oorlog liep toen al op zijn eind. Het Russische leger rukte op en stond al bijna voor de deur. Daarom besloot de SS het kamp op 27 en 28 april te ontruimen. De gevangenen die zelf nog konden lopen, werden opgejaagd in de beruchte dodenmarsen. De zieken en zwakkeren bleven achter, werden doodgeschoten of stierven van uitputting. Op 30 april 1945 werd het kamp door de Russen bevrijd. Simon heeft dit nog meegemaakt. Maar hij was er dusdanig slecht aan toe dat hij daar op 24 juni 1945, op vijfenveertigjarige leeftijd, is overleden.

Door naarstig speurwerk, en enkele toevalligheden, heeft Pieter Goede kunnen achterhalen hoe de laatste periode uit het leven van Simon is verlopen. Ondanks zijn zwakke gezondheid en conditie heeft hij ook daar de vaderrol die hem zo goed paste op zich genomen. Hij heeft zich daar over enkele jonge landgenoten ontfermd, onder wie de 22-jarige Bram Grisnigt en de 21-jarige Boy Idema. Het blijkt uit de afscheidsbrief die Simon vier dagen voor zijn dood aan zijn naaste familie heeft geschreven, maar ook uit het boek ‘Spion van Oranje’ van journalist Bram de Graaf over Bram Grisnigt. De Graaf heeft Bram Grisnigt, die als geheim agent heeft geopereerd en daarmee een heldenstatus heeft verworven, op 88-jarige leeftijd geïnterviewd en daaruit is het boek voortgekomen. Het is een spannend verhaal geworden en heel opmerkelijk is het dat daarin de naam van Simon Goede een paar keer wordt genoemd. Kennelijk heeft Simon veel voor hem betekend. Simon straalde rust uit, zo wordt beschreven, en heeft de twee jongens op het hart gedrukt ‘nog even geduld te hebben, want het is bijna voorbij’. “Helaas heb ik Bram Grisnigt niet zelf meer kunnen spreken”, zegt Pieter. “Twee jaar terug is hij overleden.”

Naam in ere

Maar de trots die Pieter toch al voor zijn oom Simon voelde heeft wel extra voeding gekregen. Net als zijn drive om zijn naam in ere te houden. Met een Stolperstein en zijn verhaal. “Als ik die steen niet aanvraag, doet niemand het. Simon Goede mag niet vergeten worden.”