‘Het was zo vreemd, zo onnatuurlijk angstig’

Algemeen
Op 18 maart dit jaar was het precies 80 jaar geleden dat Maassluis werd gebombardeerd door de geallieerden. Daarbij vielen achttien doden.
Op 18 maart dit jaar was het precies 80 jaar geleden dat Maassluis werd gebombardeerd door de geallieerden. Daarbij vielen achttien doden. (Foto: Gertjan van de Velden)

Twaalf geallieerde bommenwerpers willen op 18 maart 1943 hun bommen werpen op de Witol aan de Heldringstraat, de oliefabriek die op dat moment in handen is van de Duitsers. Maar dat gaat ontzettend mis en in korte tijd wordt een gedeelte van de oude binnenstad vernield door hevige branden. Achttien mensen komen om het leven.

Chrit Wilshaus

Verder vallen er vier zwaar- en 50 lichtgewonden, worden 86 woningen vernield en raken er 225 lichtbeschadigd. De Groen van Prinstererschool, waar de doden worden opgebaard, wordt vier dagen na het bombardement geraakt. Door een wonder ontsnappen 300 leerlingen daarbij aan de dood. Tijdens datzelfde bombardement wordt één van de slachtoffers van het bombardement van 18 maart begraven en moeten rouwenden dekking zoeken achter de zerken.

Achttien rozen
Vorige week zaterdag was het precies 80 jaar geleden dat het bombardement, dat lang als vergissingbombardement werd aangeduid, terwijl het dat niet was, plaatsvond. In de Groote Kerk en bij het monument van Leen Droppert werd daarom een herdenking gehouden. Daarbij legden burgemeester Edo Haan en zijn vrouw Ruth een krans bij dat monument. Verder werden twee minuten stilte gehouden ter nagedachtenis van de doden die bij het bombardement vielen en legden scouts achttien rozen bij de stenen met de namen van de slachtoffers. In de Groote Kerk droeg stadsdichter Marleen Opschoor een gedicht voor en verzorgde ensemble Festa een muzikaal intermezzo. Een stadswandeling onder leiding van stadsgidsen van de HVM (Historische Vereniging Maassluis) en het leggen van bloemen door Veteranen Maassluis en nabestaanden maakten eveneens deel uit van de herdenking.

Oorverdovend
Verder waren ook ooggetuigenverslagen te horen. Zoals dat van Hendrik van Antwerpen. De eerste burger bedankte de aanwezige kleinkinderen voor dit bijzondere verhaal van hun grootvader. Hendrik zit in 1943 op de Dr. Abraham Kuyperschool. Als hij ‘s middags uit school komt, moet hij altijd eerst brood halen bij Van der Veer op diezelfde kade. Pas daarna mag hij buitenspelen. Op 18 maart dat jaar komt hij net aan op Marktbrug als de sirene op het politiebureau op de Markt oorverdovend begint te loeien. Bovendien klinken er daverende klappen. ‘Het was zo vreemd, zo onnatuurlijk angstig’, aldus Hendrik van Antwerpen jaren later. ‘In mijn herinnering liep ik daar ook helemaal alleen op dat moment. Ik was misschien een paar honderd meter van huis, maar dacht er niet aan om terug te rennen. Helemaal verdwaasd stond ik ineens in de portiek van boekhandel Bergema op de Markt. De knallen en het sirenegeloei hielden maar niet op. Ik zag nu ook mensen rennen, ze schreeuwden naar elkaar. Ik kon niet horen wat en eigenlijk begreep ik helemaal niet dat er een bombardement aan de gang was. Ik had maar één gedachte: terug naar huis.’

Alles in lichterlaaie
Getraind en gewaarschuwd hiervoor in de achterliggende drie oorlogsjaren begreep ik wel dat het oversteken van het open stukje Markt en de Marktbrug naar de winkels op de Noordvliet het gevaarlijkste was. Na voldoende moed verzameld te hebben, rende ik over de brug en kwam onder de dekking van een rijtje winkelpanden en belandde in de portiek van beddenwinkel Van Oosten. Ik voelde me daar voorlopig veilig en was tevreden over de afgelegde eerste etappe. Naar huis was toen nog maar 50 meter, maar eerst even op adem komen. Iedereen wist mij later te vertellen hoe oerstom ik was geweest om juist in die portiek te schuilen. Boven me, achter me en aan beide zijkanten stond alles in lichterlaaie. Alleen ik merkte er niets van.’ De laatste 50 meter rent hij naar huis waar zijn grootmoeder hem onderaan de trap, de volgens hem veiligste plek van het huis staat op te wachten. Ik kreeg een behoorlijk standje: had ze al niet honderd keer gezegd dat ik direct naar huis moest komen als de sirene loeide?’ 52 jaar later, in 1995, vertelt Hendrik van Antwerpen als hij op de Noordvliet loopt nog steeds verkoold smeulend hout te kunnen ruiken. ‘Of zou dat verbeelding zijn’, vraagt hij zich dan af.