Column Marcel van Stigt: een gevaar op de weg

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Had ik het nou goed gelezen? Voor de zekerheid pakte ik mijn leesbril erbij – ja, sorry hoor, ik ben zestig en het verval zet zich langzaam maar zeker bij mij in – en het stond er echt: het kabinet wil een fietshelm voor zestigplussers invoeren.

Ik legde de krant opzij en moest het even laten bezinken. Een fietshelm. Als die regel wordt doorgevoerd, geldt die dus ook voor mij. Maar wil ik dit eigenlijk wel? Héb ik iets te willen?

Nu moet ik bekennen dat het zeker geen kwaad zal kunnen. Zo bont als wijlen mijn vader, die het presteerde om op een liniaalrecht, strak geasfalteerd fietspad zonder aanwijsbare reden of aanleiding spontaan in een parallel gelegen greppel te donderen, maak ik het niet, maar de kans dat ik al fietsend schade oploop is beslist aanwezig.

Mijn dochter weet daar alles van. Elke maandagochtend fietsen we samen op, zij naar haar school, ik naar de bibliotheek in Purmerend, waar mijn werkgever een ruimte voor de redactie huurt. Zoals altijd ben ik dan, of er nou een fietspad of -strook aanwezig is of niet, geneigd om niet netjes rechts te rijden maar midden op de weg. Vraag me niet waarom, het gaat vanzelf. 

Dat komt me meteen op een ernstige vermaning van mijn dochter te staan. Ik schuif dan, om haar een plezier te doen, braaf naar rechts, maar voordat ik het in de gaten heb, rij ik alweer precies over de middenstreep. Als we samen over straat lopen, gebeurt dit overigens ook. Dan loop ik dwars door de menigte die me tegemoetkomt, totdat ze me met zachte drang bij de arm pakt en naar rechts trekt, niet zelden met een zucht. 

Het eerste deel van de rit kan ze me nog een beetje bijsturen, maar op een zeker moment zoeken we onze eigen weg. Dan ga ik naar links en zij naar rechts, en moet ze me loslaten, hoe moeilijk dat ook voor haar is. Het liefst zou ze me veilig bij de bibliotheek afleveren, wachten tot ik binnen ben en dan pas zelf naar haar bestemming fietsen. Maar we nemen dus eerder afscheid en ik vermoed dat ze nog wel een paar keer bezorgd omkijkt of het allemaal wel goed gaat.

Dat kan ik overigens niet zien, want mijn stramme gestalte laat het niet toe mijn hoofd om te draaien, dat lukt gewoon niet.

Daarmee stip ik meteen het tweede heikele punt aan. Omkijken voordat ik afsla is op zijn minst verstandig, zeker op een rijweg. Maar dat doe ik dus niet. Wel een stukje, maar niet ver genoeg. Het enige wat ik doe is luisteren of ik een auto achter me hoor. Zo niet, dan steek ik mijn arm vroegtijdig en zo ver mogelijk uit. En dan sla ik af, met ingehouden adem, want er zijn steeds meer elektrische auto’s op de weg en die maken geen geluid. 

Tot nu toe ben ik nog niet over een motorkap gerold.  

Een ander probleem is dat ik nogal slinger, zeker als ik een volle boodschappentas in één hand draag. Dan is de balans zoek. 

In het ergste geval komen drie problemen samen: ik fiets slingerend, met een zware boodschappentas in de hand, midden op de weg en sla redelijk onverhoeds af . 

Dus ja, een fietshelm, laat ik het maar doen.