Column Marcel van Stigt: Jazz (3)

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Jazz wil ik niet alleen horen, maar ook zien en beleven. Vandaar mijn reis naar New Orleans, de plaats waar de jazz is geboren. Ruim vijfentwintig jaren geleden liep ik daar aan de Mississippi vol verwondering kriskras rond in het vermaarde uitgaanscentrum van New Orleans – de French Quarter, met zijn kenmerkende, sierlijke Franse balkonnetjes.

Godallemachtig wat was het daar heet. Zinderende zon en een afmattende, hoge luchtvochtigheid. De beste plekken om te verblijven waren de enorme shopping malls óf mijn hotelkamer óf mijn leenauto, voorzien van airco. Maar ik had niet zo lang in het vliegtuig gezeten om te gaan winkelen, in bed te liggen of rondjes door de regio te rijden. 

Ik kwam voor de jazz.

Ver hoefde ik niet te zoeken. Op elke straathoek stond wel een solo-gitarist of trio te spelen – een grote kartonnen beker voor de ‘tips’ pontificaal voor hun voeten, en voor de zekerheid liepen ze er al schuddend nog even mee rond, want er moesten wel dollars worden verdiend. 

In diverse clubs stonden live-optredens geprogrammeerd. Ik hoefde alleen maar op de klanken af te gaan. Veel muzikanten in New Orleans hebben gevoel voor show. Dat maakt het bezoeken van een optreden nou juist zo leuk. Niet zelden lopen de blazers al spelend de zaal in voor een korte polonaise, waarbij luisteraars al snel aanhaken. Erg leuk om mee te maken.

Soms werd er wat plichtmatig gespeeld. Ik zie nog de contrabassist voor me van een band die in een restaurant optrad. Hij hield een strak ritme aan, maar zijn ogen waren onophoudelijk gericht op een televisiescherm schuin boven zijn hoofd, waarop een basketbalwedstrijd was te zien. 

In een ander restaurant deed ik me tegoed aan de lokale cajunkeuken en genoot onderwijl van een band die onder meer een opzwepende versie van het welbekende ‘Jambalaya’ zong. Toen de heren even pauzeerden en de gitarist aan de bar plaats nam, heb ik een babbeltje met hem gemaakt. Meteen heb ik hem gevraagd even het refrein op te schrijven, want ik kon dat nooit verstaan. Dat wilde hij graag even voor me doen, maar hij moest wel opschieten want de drie andere bandleden stonden alweer klaar voor de tweede set en wenkten hem met driftige gebaren.

Het mooiste optreden was toch van een bluesrockband in een broeierig café. Ik was er op tijd en zag hoe een bezoeker met hoed, zwarte zonnebril en een witte stok met rode strepen zich naar binnen wrong en tastend zijn weg zocht. Een attente medewerker ving hem op en begeleidde hem richting podium. Die krijgt vast een comfortabel plekje ergens vooraan, vermoedde ik. Bijzonder sympathiek.

Maar hij werd tot bij het podium geleid en daar werd hij op gezet. Een van de drie muzikanten die al klaar stonden reikten hem een gitaar aan en plaatste hem voor de staande microfoon. De blinde man telde af, zette snerpend gitaarspel in zong zijn eerste nummer. Hij was de leadzanger van de band en de ster van de avond. En wat mij betreft de ster van mijn drie weken in New Orleans.