Proeftuin Zwaagdijk doet in zes gaaskooien een proef met feromoon lures om seksuele verwarring bij koolmotten uit te lokken.
Proeftuin Zwaagdijk doet in zes gaaskooien een proef met feromoon lures om seksuele verwarring bij koolmotten uit te lokken. (Foto: Proeftuin Zwaagdijk)

Onderzoek met feromoon naar bestrijding koolmot in kool

REGIO - Proeftuin Zwaagdijk doet in het project 'Naar een duurzame koolteelt' onderzoek naar kansrijke systemen en strategieën om duurzame koolteelt naar een hoger plan te tillen. De proeftuin doet dit jaar onder meer onderzoek naar feromonen voor mating disruption, zegt onderzoeker vollegrondsgroenten Ruud Hoitink.

Door: Annemarie Gerbrandy

Zes gaaskooien

Bij mating disruption vinden mannetjesinsecten de vrouwtjes niet meer, vertelt Hoitink over dit onderzoek, dat samen met Astrid Groot van de Universiteit van Amsterdam (UvA) wordt uitgevoerd. Voor de proef zijn bij de proeftuin zes gaaskooien gebouwd. Het is de bedoeling dat de kool in de gaaskooien vrij blijft van rupsen van de koolmot (Plutella xylostella), zegt hij. "Wanneer deze rupsen in de praktijk te vinden zijn, halen we ze uit de praktijk en infecteren we de kool in de gaaskooien met vijftig rupsen per gaaskooi."

Seksuele verwarring

Drie van de zes kooien zijn onbehandeld en in de andere drie kooien worden feromoon lures opgehangen, vervolgt de onderzoeker. "Het is de bedoeling dat de feromoon lures zorgen voor seksuele verwarring, waardoor de mannelijke koolmotten de vrouwelijke koolmotten niet meer vinden en er geen nakomelingen komen. De gaaskooien die behandeld zijn met feromoon zouden dus minder rupsen moeten krijgen."

Volgens Hoitink zijn de eerste motjes al in het zuiden van het land gesignaleerd. Hij gaat ervanuit dat de insecten komende week ook in Noord-Holland zijn te vinden. "De rupsen van het motje nestelen zich in het hart van de koolplant. Ze vreten het hart op, waardoor daar geen kool meer kan groeien. Dat is schadelijk voor de opbrengst. Er wordt in de landbouw zowel biologisch als chemisch tegen koolmot gespoten, maar de rupsen zijn in de praktijk lastig te bestrijden."

Duurzame koolteelt

In het project 'Naar een duurzame koolteelt' worden alternatieven voor chemische gewasbeschermingsmiddelen onderzocht. Daarbij wordt gekeken naar systemen voor weerbaardere rassen, geïnduceerde plantweerbaarheid door biostimulanten, waarschuwingssystemen en het stimuleren van natuurlijke vijanden en biologicals. De hele keten is bij het project betrokken: van het zaadje afkomstig uit verdeling tot de kool op het bord van de consument.

Binnen het project is in voorgaande jaren al onderzoek gedaan naar de migratie van schadelijke insecten en hun natuurlijke vijanden. Op proefveldjes op locaties in Dirkshorn, Middenmeer en Zevenhuizen werd vorig jaar de migratie met vangplaten in kaart gebracht, vertelt Hoitink. Gebleken is dat alle insecten in een piekperiode van het ene naar het andere perceel migreren, zegt hij. "De vluchten vonden plaats van 9 juli tot en met 25 augustus, met een piek op 25 juli. Dat is opvallend. Op de locaties zijn allemaal verschillende temperatuursommen gemeten. We denken dan ook dat de vluchten hebben te maken met daglengte."

Trips en bladluis

Wat voor de koolteelt heel belangrijk is, is dat 53 tot 61 procent van alle insecten op de vangplaten trips was, vervolgt de onderzoeker. "Uit tellingen is gebleken dat van de vliegende insecten maar 2 tot 3 procent natuurlijke vijanden van trips zijn. Dat is heel weinig. Luis heeft meer natuurlijke vijanden. Op biologische percelen hebben we 1500 tot 2000 insecten gevangen, waarvan 29 tot 32 procent natuurlijke vijanden van luis. Het aantal bladluizen lag op 5 tot 7 procent. Op het gangbare perceel in Dirkshorn vonden we 20 procent natuurlijke vijanden en 15 procent bladluis. Daaruit kunnen we concluderen dat hoe meer natuurlijke vijanden er zijn, des te minder luis er voorkomt."