Aanval

Ik zat te genieten van een kopje cappuccino toen twee vrouwen aan het tafeltje naast mij kwamen zitten. De ene had donker, kort haar en de ander een bos dansende, blonde krullen. Ze droeg een grote sjaal die ze met een elegante zwaai over een vrije stoel gooide. 'Wat ik nou weer had, Mar, je gelooft het niet.'

Als ik iemand dat hoor zeggen, moet ik meeluisteren. Gelukkig vertelde ze snel verder. 'Je weet dat Bert voor zijn werk in Berlijn is en Merel voor haar studie in Schotland. Ik ben al een paar dagen alleen thuis. Ga ik gistermiddag m'n haar wassen, hoor ik ineens gestommel. Er was iemand in huis.' Ze tikte met haar wijsvinger op het tafelblad, alsof huis en indringer in miniatuurvorm voor haar stonden. 'Ik zie die kerel al voor me en in een flits bedenk ik dat ik een wapen nodig heb. De aanval is de beste verdediging.'

Het wapen van haar keuze werd de wisser. Heel veel meer heeft een mens in een douchecabine nu eenmaal niet voor handen.

'Ik stap uit de douche. En je moet je voorstellen, Mar, de shampoo zit nog in mijn haar en m'n hart klopt in m'n keel. Ik pak m'n badjas, knoop de ceintuur dicht en haal diep adem. Niet twijfelen nu. Handelen!'

Bij die woorden stak ze haar vuist in de lucht als een boer op het Malieveld. 'Ik gooi de deur open, hef m'n wisser en grijp met m'n andere hand naar de ceintuur omdat die bijna los schiet. Zie ik Merel ineens voor me staan. En naast haar een wildvreemde knul die me verschrikt aankijkt. Blijkt het John te zijn! John uit Edinburgh.'

Haar vriendin zette grote ogen op. 'Je bedoelt die jongen waar ze zo verliefd op is? Je misschien wel toekomstige schoonzoon? Die John?'

De blonde knikte. Ze nestelde zich dieper in haar stoel en nam een paar flinke slokken van haar wijn. 'Met een bleek koppie stelde hij zich aan me voor. Gelukkig bedacht ik net op tijd dat ik geen vrije hand had om de zijne mee aan te nemen.'