Het museum hoopt aan het eind van dit jaar de één miljoenste bezoeker te ontvangen.
Het museum hoopt aan het eind van dit jaar de één miljoenste bezoeker te ontvangen. "De reacties van bezoekers zijn eigenlijk altijd positief." (Foto: Vincent de Vries)

'Het moet voor bezoekers een feest van herkenning blijven'

HOORN - Het begon 25 jaar geleden allemaal op de Bierkade in Hoorn. Daar opende het Museum van de 20e Eeuw op 1 april 1994 haar deuren. Een museum dat 25 jaar later terug kan kijken op succesvolle jaren met gemiddeld veertigduizend bezoekers per jaar. Iets waar directeur en oprichter Hans Stuijfbergen natuurlijk best een beetje trots op is. "De reacties van bezoekers zijn eigenlijk altijd positief en ook op internet scoren we mooie beoordelingen. En juist dat maakt mijn werk zo leuk", glimlacht hij. "Aan het eind van dit jaar hopen we onze één miljoenste bezoeker te ontvangen."

Museum van de 20e Eeuw bestaat 25 jaar

De meeste musea worden opgericht aan de hand van een al bestaande collectie, maar dat geldt niet voor het Museum van de 20e Eeuw. "Er was nog helemaal niets", blikt Hans terug. "Samen met mijn goede vriend Harry van Lunteren, die net als ik belangstelling had voor de recente historie, had ik begin jaren negentig het idee opgevat om een museum te openen dat de ontwikkelingen van de laatste honderd jaar laat zien. In geen andere eeuw is zoveel veranderd op het gebied van bijvoorbeeld communicatie, vrije tijd, mobiliteit en technologie. Dat feit vonden Harry en ik een museum waardig. We wilden vooral een eerlijk en Nederlands beeld geven van de periode 1900 tot 2000.

Hoe leefde men in die tijd? Welke spullen had de gemiddelde Nederlander in huis? We maakten rapporten en begrotingen en zochten natuurlijk naar een geschikt pand. Die vonden we in een voormalig kaaspakhuis aan de Bierkade. We kwamen in contact met Rob Cohen, een fervent verzamelaar die onderdak zocht voor zijn collectie. In 2010 hebben we zelfs een tentoonstelling aan hem gewijd, met een audiotour die hij zelf heeft ingesproken. Rob, die vorig jaar op 94-jarige leeftijd overleed, vertelde over zijn ervaringen in concentratiekampen. Hij was de enige van zijn familie die de oorlog overleefde. Zijn verhaal kwam bij de bezoekers écht binnen; veel mensen liepen met tranen in de ogen rond. Wat mij betreft de meest indrukwekkende expositie in die 25 jaar. Zijn collectie, die de basis vormt van het museum, hebben we na Rob's overlijden in z'n geheel over kunnen nemen van zijn kleinkinderen."

Verhuizing

Veel mensen omschrijven het museum als een feest der herkenning. "Daarom wordt het ook wel het 'oja-museum genoemd", lacht Hans. "En dat moet zo blijven. Daarom 'groeien we mee' met onze bezoeker en laten we de ontwikkelingen van de laatste honderd jaar zien. Die periode verschuift dus steeds. Anders zouden de bezoekers niets meer herkennen." Jarenlang trok het museum veel bezoekers naar de Bierkade, maar in 2011 nam Hans een grote stap. "We verhuisden naar het Oostereiland. Helaas heeft Harry dat niet meer mee mogen maken; kort daarvoor overleed hij." Op deze schitterende locatie komt de collectie van het museum nóg beter tot z'n recht. Hans benadrukt: "Ook voor kinderen moet een museumbezoek leuk zijn, daar houden we echt rekening mee. We behoren tot de zeventig 'kidsproof' musea in Nederland. Zo kunnen kinderen zich nu bijvoorbeeld verkleden als ridder en ligt er altijd speelgoed, waaronder Playmobil, klaar. Samen met onze 75 vrijwilligers en een paar betaalde krachten doen we er alles aan om het museum aantrekkelijk te maken voor jong en oud."

Te klein

Het museum heeft inmiddels dertigduizend objecten. Van scheerapparaten tot stofzuigers, van schrijfmachines tot computers, van speelgoed tot meubilair. Alles netjes op zaal of in één van de depots. "Het grootste gedeelte van de collectie bestaat uit schenkingen. Dat is natuurlijk best bijzonder. Nog steeds krijgen we dagelijks voorwerpen aangeboden, maar ik moet zeggen dat we wel selectief zijn in het aannemen van nieuwe items. Eigenlijk groeien we hier op het Oostereiland uit ons jasje. Het zou heel mooi zijn als we in Hoorn ooit een andere geschikte plek kunnen vinden. Als rasechte Horinees houd ik het museum natuurlijk graag binnen die stadsmuren", lacht Hans.

Doorloop op pagina 3.