Enig overgeblevene

Het huis waar ik binnenstap wordt duidelijk bewoond door een man alleen. Elk meubelstuk praktisch, van enige aankleding is geen sprake. "Ik ben de enige die nog leeft", zegt de man van midden vijftig. "Elke week ging ik bij mijn broer op bezoek en nam hem dan mee. We gingen ergens koffiedrinken of maakten een wandeling. En nu is hij dood. Hij was 67 jaar en had een verstandelijke handicap." De man praat aan één stuk door. "Al dertig jaar woonde hij in een tehuis. Ik heb geen partner of kinderen. Onze ouders zijn al jaren geleden overleden. Ik was een nakomertje. Vóór mijn broer waren er nog twee zussen,ook zij hadden een verstandelijke handicap en zijn al overleden. Ik was de enige van de kinderen zònder handicap en heb altijd gezorgd." Hij slaat zijn handen voor zijn gezicht en snikt het uit. Als hij weer rustig is zegt hij: "Er komen geen andere mensen naar de begrafenis. Ik ga alleen met mijn broer mee naar zijn graf. Familie is er niet meer en hij had geen vrienden, dus een aula is ook niet nodig. We gaan wel meteen naar het graf. Maar bij het graf wil ik nog wel wat zeggen." Op de dag van de uitvaart sluiten we samen de kist. Voordat het deksel dichtgaat, geeft hij zijn broer een kus op zijn voorhoofd. "Je kunt niet direct zijn handicap zien", zegt hij. "Maar als je goed kijkt zie je sombere rimpels en staan zijn ogen scheef in zijn gezicht."

Als de kist in de rouwauto is geschoven, staat de man te dralen. "Ik ben met de bus gekomen." "Oh, rijdt u dan mee in de rouwauto", zeg ik tegen hem. "Op de begraafplaats staan de dragers al klaar. De man en ik lopen achter de baar naar het graf. "Wilt u alleen zijn?" vraag ik als we aan 't voeteneind van het graf staan. "Nee,blijft u alstublieft staan." De man gaat aan het hoofdeind van het graf staan, buigt zijn hoofd en kijkt naar de kist. Hakkelend en huilend houdt hij een toespraak voor zijn broer. "Je was de beste broer die ik me kon wensen", besluit hij snikkend. "Dag jongen." Samen lopen we de begraafplaats af. Ik nodig hem uit samen een kop koffie te drinken, maar bij de uitgang drukt hij mij de hand en draait zich om. Ik loop terug naar mijn auto op het parkeerterrein. Wolken pakken zich samen en kondigen een een bui aan. Bij de iets verderop gelegen bushalte staat de man alleen te wachten,zie ik als ik langsrijd. Zijn lange regenjas wappert in de wind. Hij heeft zijn handen voor zijn gezicht geslagen. Eenzaam verdriet is zwaarder dan gedeeld verdriet.