De kast

Vele telefoontjes volgen elkaar die dag op in de huisartsenpraktijk. Als ik de telefoon opneem, hoor ik een licht gehijg. Een meneer noemt geen naam, maar spreekt gelijk zijn ongerustheid uit. "Het gaat niet helemaal niet goed met mij."
Mijn allereerste vraag is wat zijn naam en geboortedatum zijn. Dan kan ik een inschatting maken. Dit in combinatie met leeftijd en voorgeschiedenis. Hij is een dertiger zonder alarmerende voorgeschiedenis. Maar wat niet is kan natuurlijk altijd nog komen.
"Ik ben zo bang," snikt de man. "Waar bent u bang voor?", is mijn wedervraag. "Dat het vandaag gaat gebeuren." Wat zal er gaan gebeuren," vraag ik mij af. "Heeft u ergens pijn?" Hij begint nu echt te huilen. Andere aanpak: "Wat kan ik voor u doen en waar bent u nu?" "Ik zit in de kast."
"Bent u opgesloten?" "Nee, ik ben zelf in een grote kast gekropen en heb de deur nagenoeg gesloten."
Zijn ademhaling versnelt zich en ik voel zijn onrust. "De baas is net gekomen en ik ben bang dat er ontslag boven mijn hoofd hangt."
Ho stop, denk ik. Duidelijkheid. Nu is de tijd gekomen om hem vermanend toe te spreken. "Meneer, u ademt te snel en daar wordt u naar van. Ik ga u helpen."
"Ooh," roept de meneer wanhopig. "Belt u mijn baas?" "Nee, ik ga u helpen en niet de baas. "Ik kan het niet," snikt de man. "Jawel," zeg ik, "we doen het samen."
Ik adem hoorbaar vijf seconden in en tien lange seconden uit. Vóór mij bij de balie staat een jongeman mij vreemd aan te staren. Ik ga onverstoorbaar verder. Bij de derde ademhaling merk ik dat de meneer in de kast luistert en mee oefent. Zo, nu nog twee keer en meneer is weer gekalmeerd. Ik geef hem de tip om uit de kast te komen en de confrontatie met zijn werkgever aan te gaan. Met een lichte trilling in zijn stem belooft hij dat. Ik verbreek de verbinding en ben klaar voor de volgende uitdaging. Een mevrouw vraagt waarom er bij de huisarts toch altijd een wachttijd is aan de telefoon. Een afspraak is toch zo gemaakt?