Op roet
gaan, dat willen de meesten van ons af en toe, zeker nu in de zomermaanden. Er even op uit, op de fiets an de reed (rijden), een rondje lopen of een toertje maken met de auto.In de uitdrukking ‘op roet gaan’ zit het woord ‘roet’. Het is verwant aan het Franse ‘route’ en je herkent er ook het gezegde ‘en route’ in. In het Westfriese dialect zijn verbasterde Franse woorden terug te vinden. Ze zijn in het taalgebruik blijven hangen na de Franse tijd (1895-1813).
Voorbeelden zijn: sjoeren (zwaaien - van bonjour), toesjoer (steeds, aldoor - van toujours), meleur (ongeluk - van malheur) en in paaiemente (in termijnen, in gedeeltes - van payer=betalen).
Er bestaan meerdere gezegdes met de betekenis eropuit gaan: de woid uit gaan (de wei of het land), de voordam uitgaan (de dam of het toegangshek aan de voorzijde van de boerderij of de woning), uitverdan gaan (afgeleid van ‘uitwaard aan’).
Maar niet iedereen gaat graag op roet. Sommige mensen zijn thuis dik tevreden. Daarover maakte ik dit gedichtje.
’t Aldermooiste plekkie
De ien die vliegt nei Kreta
de aar die gaat nei Zwitserland
ze klimme in de berge
of legge an ’t strand
gaan nei de groôste stede
bekoike ’t prachtigst vergezicht
duike in de diepste zeeë
en ziene zelfs ’t noorderlicht.
Ze roize dage, weke
met auto, bus of vliegmesien
om al dat verre vreemde
om al dat skitterends te zien.
Maar ’k zal je ien ding zegge:
hoe ver je ok zoek of snor of struin
’t aldermooiste plekkie
is toch je oigen achtertuin!
Bron: Westfries Woordenboek, Jan Pannekeet