Afbeelding
(Foto: Aangeleverd)

Proso... en nog wat

In het Rosariumpark zie ik een bekende van vroeger zitten. ‘Hé, Karel, zit je lekker op je lauweren te rusten, man? Schuif eens een beetje op als je wilt.’ Ik ga op de andere hoek van het bankje zitten. ‘Je herkent mij toch nog wel, Karel? Je kijkt zo eh.. wazig. Ben ik soms erg rimpelig geworden?’

‘Tom? Ja, ik hoor het aan je stem! Hoe gaat het met jou sinds je pensioen?’

‘Prima, maar eh.. herken je mijn gezicht écht niet meer, Karel?’

‘Nee, helaas. Er is iets gebeurd met mijn hersens.’

‘Je hersens? Ben je een stukkie kwijt geraakt dan?’

‘Eh.. in zekere zin wel, ja. Ik heb namelijk prosopagnosie.’

‘Proso wat??’

‘Prosopagnosie oftewel gezichtsblindheid. Zo heet dat wanneer je gezichten niet meer herkent. Zelfs mijn eigen gezicht ken ik niet meer in de spiegel.’

Ik voel een brok in mijn keel. ‘Dus ook je vrouw en je kinderen niet?’

‘In huis wel omdat ik weet dat ze daar zijn. Maar als ik ze op straat tegenkom of in de winkel dan weer niet.’

‘Maar hoe.. hoe ben je in vredesnaam aan die rare.. eh.. proso-ziekte gekomen?’ ‘Twee jaar geleden heb ik een zware hersenschudding gehad vanwege een motorongeluk. Daardoor is een stukje van mijn hersens beschadigd. Het schijnt iets te maken te hebben met mijn slaapkwab, waar die ook moge zitten.’

‘Misschien een domme vraag, Karel, maar.. is het te genezen?’

‘Nee. Ik kom er niet van af. Nooit. Never.’

‘Jezus, man. Zullen we een stukje lopen? Dat praat wat makkelijker.’

‘Wacht even’, zegt Karel gejaagd. ‘Volgens mij zie ik daar mijn ex-vrouw aankomen.’

‘Krijg nou wat! Hoe...dat kan je toch niet zien?’

‘Nee, maar ik herinner mij haar bijzondere kenmerken: twee hartvormige moedervlekken, symmetrisch links en rechts boven haar wenkbrauwen. Zelfs iemand met prosopagnosie herkent zo’n gezicht nog.’

© Tom van Rossum