Geert van Diepen
Geert van Diepen

Parelmoer

‘O,’ roept mijn lief enthousiast, moet je kijken!’ Ze staat in de keuken, dicht bij de openstaande tuindeuren en hurkt. Daar, op de donker gebeitste planken ligt iets wits.

Het lijken vleugels, broos als het dunste papier en glanzend als parelmoer. Wat is dat voor moois?

Met de nagel van haar linker pink wipt ze het voorzichtig in de palm van haar rechterhand en komt ermee overeind.

Nieuwsgierig bekijken we samen de vondst: het is een vlindertje, een onbekende en van ongekende schoonheid.

Nimmer zag ik zoiets fraais voorbijkomen. Hebben wij iets zeldzaams in handen? Een bijzonder soort uit de familie der vlinderachtigen?

Mijn lief vraagt om haar telefoon, ik geef het haar en ze probeert met haar linkerhand een foto te maken van het witte wonder in haar andere hand. Het lukt. ‘Vlug, pak een potje!’ fluistert ze dan opgewonden.

Een potje? Hoe dan? Ik denk aan de stapel leeg gegeten plastic ijsbakjes van de afgelopen zomer. Daar past het vlindertje ook in. We bewaren de bakjes en deksels in de onderste keukenla en ik duik eropaf.

God, wat leuk, stel je voor dat we met dit prachtige vlindertje een wereldprimeur in huis hebben. ‘Ah nee,’ hoor ik mijn lief plotseling roepen, geschrokken werp ik een blik in haar richting.

Boven haar hoofd fladderen witte vleugeltjes, met gespreide vingers probeert ze het beestje te pakken. ‘Hou vol,’ moedig ik aan.

Dat ik de tuindeuren dicht moet doen, komt niet in mij op.

Razendsnel haal ik de stapel ijsbakjes tevoorschijn, trek de bovenste bak los, pak er een deksel bij en loop ermee naar mijn lief die nog steeds verwoede pogingen doet het kostbare kleinood te vangen.

Het lijkt of het vlindertje een spel met ons speelt. Ze fladdert naar links en naar rechts, omhoog, en omlaag, we halen alles uit de kast, mijn lief met haar handen en ik met de ijsbak, maar het is niet genoeg: het zeldzaam mooie vlindertje kiest het ruime sop en ontsnapt vlak voor onze ogen door de openstaande deuren de tuin in.


‘Ik heb dat vlindertje nog even gegoogeld…’ zegt mijn lief ’s avonds in bed.

‘Het was de buxusmot.’