Afbeelding
Geert van Diepen

In de rij

Op de stoep voor de kaaswinkel stond een rij van acht mensen op gepaste afstand van elkaar op hun beurt te wachten. De meesten droegen een kleurrijk mondkapje, waardoor de rij iets weg had van een kleine carnavalsoptocht.


Na een lichte aarzeling sloot ik aan. Zonder mondkapje. Die liet ik zo lang als mogelijk diep in de zak van mijn jas.

Het was windstil, niet koud en geduld een schone zaak want in de rij wachtenden zat nauwelijks beweging.


De twee mannen voor mij, beiden zeventigers, begonnen een praatje en deden dat door hun mondkapje heen zo onbeschaamd luid dat ik met gemak de conversatie kon volgen. ‘Zoveel knappe koppen tegenwoordig, Sjaak,' riep de een. ‘Maar een fakzin, ho maar.' De ander schudde zijn hoofd en riep: ‘Ze kunnen veel, hoor, Harrie. Ik slik elke dag een pilletje voor mijn hart. Die sloeg nogal vaak op hol en met dat pilletje ben ik er van af. Weet je wat ik ook altijd nog zo'n geweldige vondst vind? De tom tom!'

Even bleef Harrie stil. Hij fronste zijn wenkbrauwen en haalde zijn schouders op. ‘De tom tom? Hoezo, Sjaak? Dat ding bestaat toch al lang. ‘Weet ik!’ antwoordde Sjaak. ‘ Ik heb er nog een met een draadje en die bevalt best. Ik rijd zonder te zweten overal heen, zelfs naar Amsterdam.’ ‘Amsterdam?’ riep Harrie verbaasd. ‘Naar die brandhaard van besmettingen? Ik kijk wel uit, mij zie je daar niet.’

De rij bewoog, twee klanten verlieten de winkel en we schoven allemaal anderhalve meter op.

‘Het is dat ik verslaafd ben aan verse kaas, Sjaak, zei Harrie zuchtend , ‘anders stond ik hier niet. Dit is toch zonde van je tijd.’ Het werd me duidelijk dat Harrie niet bepaald het zonnetje in huis was.
Sjaak zat beter in zijn vel. ‘Weet je waar ik ook nog steeds van geniet?’ riep hij. ‘Van mijn contactlenzen!’ Argwanend keek Harrie Sjaak aan, hij zei niets meer en het gesprek viel dood.

Minuten verstreken. In de kaaswinkel nam de verkoopster onverstoorbaar de tijd, bij elke klant schreef ze iets vrolijks met balpen op de kaasverpakking. ‘Doe ik!’ hoorde ik Harrie brullen.


Even later las ik haar tekst op mijn kaasverpakking: ‘Geniet van de herfst en van de kaas.’