Afbeelding
Ben Wansink

MIEN OPA

Mijn opa was een rasechte Dierenaar. Hij was voor veel mensen buiten die plaats meestal onverstaanbaar. Ik vond het een pracht taaltje en mijn opa was me d'r eentje. Mijn oma had duidelijk de broek aan en eerlijk gezegd had opa wel wat sturing nodig! Hij was huisschilder en nam uitgebreid de tijd om een klus te klaren. Op een dag, ik was een jaar of 9, nam opa mij mee mocht ik van hem in een kamer de plinten schilderen: "Daor kuj niks fout an doen!”, zei opa en ging de keuken schilderen. Ik vloog met die witte verf over de plinten en was reuze trots. "Opa, kom eens kijken, ik ben klaar!”, riep ik enthousiast. "Dat hej snel gedaon, mien jong!” Opa kwam de kamer binnen en vloekte luid. "Wat hej noe gedaon? Stop dermee en gao naor oma! Hij brak zijn Grolschfles, waar hij altijd melk mee nam naar zijn werk, en begon met een scherf hard te krabben. Ik begreep dat de deurdrempels niet bij de plint hoorden en blank hadden moeten blijven. Opa was trouwens dol op een borreltje, maar mocht van oma slechts één neut per dag. Maar opa had een truc: in de schuur had hij in verscheidene potjes geld verstopt, een gulden hier en een riks daar. Na zijn werk zei hij dan ook vaak: "Goj mee Bennie, wie gaon un stukkie wandeln.” Als twee samenzweerders gingen we op pad want café Wegman was het doel van de wandeling. Opa stalde mij bij de voordeur en ging snel naar binnen een borrel halen. Bij het naar buiten gaan zei hij steevast: "Da's ons geheimpie, niks tegen oma zeggn!” Natuurlijk hield ik mijn mond. Oma had een eigen winkel aan de Kerkstraat: 't Kaashuus, waar ze allerlei soorten kaas verkocht. Ik mocht daar nooit aankomen, maar opa was slim. Na de ‘wandeling' ging hij de winkel in en sneed, ook voor mij, een stuk oude kaas af. Opa at die kaas snel op en ging dan fluitend de woonkamer in.