En nu?

Ik hoorde dat er werd aangebeld. Ik haastte me naar de voordeur en deed open. Tot mijn niet geringe verbazing stond ‘De Wereld’ voor m’n deur. Ze keek dwars door me heen. “Ik kom verhaal halen bij je wat betreft je vorige column.” Ik deed de voordeur verder open en maakte een uitnodigend gebaar. Plotseling zat ik in de woonkamer met ‘De Wereld.’ “Waarom komt u verhaal halen?” vroeg ik.

"Ik was niet onder de indruk. Uw column had scherper gekund!"

“Ik was allerminst onder de indruk van uw vorige column. Had scherper gekund. U schrijft in algemene zin op, wat er hier en daar in mij gebeurt, u geeft er vervolgens een draai aan en schrijft dan nog wat u ervan vindt. Enigszins kritisch, dat dan wel, maar naar mij toe had het wat bitser gekund, sterker nog, naar de mensen toe, die op mij leven.”Maar hoe had ik het dan moeten schrijven, ‘De Wereld?”“U zemelt wat over hitte, over oververhitting van mensen en dan weer over afkoeling. Toen ik de tekst las, dacht ik bij mijzelf: de columnist is verhit geworden door wat er in mij gebeurt.”“Dat is toch ook zo,” verdedigde ik me. Er gebeurt toch veel in u. Het is toch allemaal erg negatief aan het worden en maar weinig mensen die positief blijven of het positieve zien.” “Juist daarom, waarde columnist. Juist daarom had uw pen scherper moeten zijn, veel scherper. Het is een slap aftreksel geworden, vind ik,” besloot ‘De Wereld.’ Ze keek me strak aan. “Ik hoop dat u onder de indruk bent van mijn betoog,” zei ze tot slot. “Wilt u water? U zult wel uitgedroogd zijn…“Nee, dank u meneer de columnist. Ik ga. Ik heb gesproken.”


Ze stond op en vertrok.Daar zat ik dan. Ik overdacht. Maken we ons niet teveel druk om wat we niet hebben. Moeten we ons druk maken dat we geen corona hebben? Moeten we niet eens relaxter gaan leven, meer naar elkaar echt luisteren en het eigen gelijk loslaten? Niet zo gespannen. Het te korte lontje overboord gooien. Genieten van wat we hebben, elke dag.