Nieuwsmoe

Het is een mooie dag. In het plantsoen kwam een man op de bank op minstens twee meter van mij vandaan zitten en zei: “Ik ben nieuwsmoe. Kranten opgezegd. Televisie staat op zwart en de radio… daar ben ik met mijn gewicht op gaan staan. Meer van nijd eigenlijk – elke dag weer hetzelfde nieuws, dezelfde vragen van journalisten of presentatoren aan zeventien miljoen virologen, intensivisten, coaches - vooral na een voetbalweekend - en dan ook nog eens aan de komende en gaande vrouw en man die volkomen onverwacht in het nieuws is maar totaal niets te vertellen heeft. Het is bagger. Elke dag weer.

Bagger, elke dag weer.

Eerst ging ik er helemaal in op, in het nieuws dan. Ik vrat het, als het ware. Maar nu denk ik: ze maken je bang. Doodgewoon bang. Het ergste is, het gaat maar door, het gaat maar door. Heeft u weleens zo'n talkshow gezien? Bagger. Meer kan ik er niet over zeggen. Ze krijgen antwoorden op vragen die de vorige avond gesteld zijn. Dan stellen ze nieuwe vragen voor de volgende avond. Eén pot nat. De humor is verdwenen. Nou, verdwenen? Ik kijk alleen nog op vrijdagavond. Dan zijn die Joosten en De Leeuw er voor. Dan gaat mijn televisie van zwart af, ik schenk een borrel in en steek een goeie sigaar op. Dan geniet ik een uur lang. Ze stellen goeie vragen. Ze hebben humor, evenals de gasten en ze houden een gesprek zoals je dat met je eigen gasten, nu komen die niet meer, zou doen. Huiselijke gesprekken. Oprecht. En lachen. Kijk, dat vind ik nou televisie waar het apparaat voor gemaakt is. Levendig. Maar ja, dan is het voorbij en moet ik nog een stukkie roken. De sigaar doet er langer over om uit te gaan dan het programma. En omdat ik nieuwsmoe ben, word ik chagrijnig. Nou, berg je dan maar, dan ben ik niet te genieten. En als ik niet te genieten ben, drink ik een borrel… én nog één… twee. Ja. Het is mooi weer. Ik ga nog een stukkie.” De man stond op en slenterde weg. Het plantsoen uit. Ik had geen woord gesproken, enkel geluisterd. Gewoon geluisterd naar iemand die zijn nieuwsmoeheid moest lozen.