Sjouwe
Er werd en wordt veel gewerkt in Westfriesland. Lange dagen, niet zeuren, aanpakken en doorgaan. Misschien zijn er daarom wel veel woorden en gezegdes die te maken hebben met werken. Een van die woorden is sjouw of sjouwen.
Sjouw is een karwei of klus, zwaar werk. D’r puur zô’n sjouw an hewwe is er zwaar werk mee hebben. ’t Sjouw is plat, houdt in het karwei is af. Je kunt ook op de sjouw of an de sjouw weze – de hort op zijn, eropuit zijn. Zai is nooit thuis, ze is altoid an de sjouw.
Een sjouw heeft ook de betekenis van sein of teken. Een sjouw zette wordt bijvoorbeeld gezegd wanneer men een lege mand op een hoge stok plaatste als aanduiding voor de bulloper (man die met een stier langs de boerderijen trok) die in aantocht was. Een sjouw uithange betekent een laken of iets dergelijks uit het raam hangen om een boodschap over te brengen, bijvoorbeeld naar de mensen die op het land aan het werk waren.
Sjouwtjese is allerlei klusjes doen. Een mooi woord vind ik sjouwtjesmand: een mand met spullen die gestopt of hersteld moeten worden.
Een sjouwer kan ook betekenen een zware regen- of hagelbui met veel wind of windstoten. Ook het woord skoer heeft die betekenis: d’r hangt puur zô’n skoer om de noord.
‘Vind je dat nou gien barre sjouw, al die skroiverai?’ Dat wordt me wel eens gevraagd. ‘Nei,’ zeg ik dan, ‘ik hew ‘r licht werk van.’ Daarover gaat dit korte rijmpje.
Werk
Annie most een poppie kope
gien meleur, want zai was sterk
en ’t was ok al de zesde
Ant zee: ‘’t Is voor moin licht werk!’
Pieter was een beste skilder
op de toren van de kerk
vurfde hai de haan weer glimmend
en hai riep: ‘Dut is licht werk!’
Andries most een boom omhale
’t was een barre grôte berk
maar hai had de goeie spulle
dat ’t was voor hem licht werk!
As je doene wat je kenne
weet je wat of je den merk?
’t Is gien kunst, ’t is gien merakel
nei, ‘t is gewoôn: licht werk!
Bron: Westfries Woordenboek,
Jan Pannekeet