Declaratie met de namen van mannen die op 3 december 1710 bij de kanonnen op Ruitenburg en in het Klaphuis waren geweest.
Declaratie met de namen van mannen die op 3 december 1710 bij de kanonnen op Ruitenburg en in het Klaphuis waren geweest. (Foto: Westfries Archief)

Klokgelui en kanongebulder vanuit diverse plekken in Medemblik

REGIO - Historicus Peter Swart uit Hoorn houdt zich bezig met de geschiedenis van het achttiende eeuwse oorlogsschip Huis te Warmelo. Op www.fregathuistewarmelo.nl staan diverse onderzoeken/verhalen van hem. Hieronder één van hen.

Huis te Warmelo had veel Medemblikker opvarenden aan boord

Het in Medemblik gebouwde schip zonk in 1715 in de Finse Golf. Peter identificeerde het wrak in 2016 aan de hand van een oude zeekaart.

Goede staat

In de Finse Golf op een diepte van 64 meter ligt het wrak van het Nederlandse oorlogsschip Huis te Warmelo. Op 25 augustus 1715, in het holst van de nacht en onder barre weersomstandigheden, raakte het oorlogsschip een blinde klip waarna het korte tijd later zonk. Het noodlottige ongeluk kostte het leven van 130 van de 200 opvarenden. Dit oorlogsschip is onlosmakelijk met de Radboudveste verbonden. Niet alleen was het schip hier gebouwd, deze stad was de thuishaven en een aanzienlijk deel van de bemanning was uit Medemblik afkomstig.


Onderzoek van Peter Swart

Namen van opvarenden

Namen van opvarenden van de Huis te Warmelo tref je aan in doop- en trouwboeken, notariële akten en gerechtelijke documenten. Maar ze kunnen ook in andere, minder voor de hand liggende bronnen voorkomen. In het stadsarchief van Medemblik staan de namen van eerste schipper Claas Heddesz en bootsman Broer Jansz vermeld op drie declaraties uit de jaren 1709-1713.(1) De declaraties zijn betaald voor het luiden van klokken en afvuren van kanonnen. Het klokgelui en kanongebulder waren onderdeel van bededagvieringen in Medemblik.

Bededagen van Nederlandse overheid

In tijden van oorlog was het gebruikelijk dat de Nederlandse overheid bededagen uitschreef. Op deze dagen werd in het land stilgestaan bij het strijdverloop en gebeden voor de zegen en hulp van God. Ter onderstreping van het bijzondere karakter werd een bededag meestal op een doordeweekse dag gehouden. De overheid riep op om op deze dag het werk neer te leggen.

Strijd tegen Frankrijk

De bededagen in de jaren 1709-1713 hielden verband met de Spaanse Successieoorlog. In deze oorlog leverde een alliantie van Europese mogendheden, waaronder Nederland, strijd tegen Frankrijk.

De Oprechte Haerlemsche courant berichtte hoe de bededag op 13 november 1709 in Den Haag was verlopen. ’s Morgens na de kerkdiensten werd rond het Binnenhof een parade met buitgemaakte vaandels en standaarden gehouden. Onder klokgelui werden van ’s middags vier uur tot half negen in de avond elk half uur kanonsalvo’s afgevuurd. De Staten van Holland en de afgevaardigden van de Hollandse admiraliteiten vergaderden die dag niet.

Klokken en kanonnen

In Medemblik luidden op de bededagen de klokken van de grote toren, de Oostertoren en het stadhuis. De drie klokken in de grote toren of Bonifaciustoren werden door zes vaste klokkenluiders plus twaalf extra mannen geluid. Ongetwijfeld wisselden zij elkaar in ploegen af. In de Oostertoren, een toren van kasteel Radboud, hing één luidklok die door vier man werd bediend.

Gebulder uit het Klaphuis

Voor de kanonsalvo’s werd het geschut in het Klaphuis en op Ruitenburg gebruikt. Vandaag de dag zijn dit onbekende plaatsaanduidingen maar in het begin van de achttiende eeuw kende elke Medemblikker deze plekken. Het Klaphuis was een gebouw op het havenhoofd, tussen de ingang van de Oude Haven en de Oosterhaven. De kanonnen stonden in of naast het gebouw en bestreken de haveningang. Het afschieten ervan leidde nog wel eens tot glasschade en klachten van omwonenden. In 1749 schudden de huizen aan de Oosterhaven dusdanig dat de bewoners zelfs voor instorting vreesden. Het geschut op Ruitenburg diende ter verdediging van de stad aan de landzijde. Ruitenburg was het zuidelijke einde van de Turfhoek, bij de Keernderpoort.

Broer Jansz en Claas Heddesz

De drie declaraties laten zien dat op 13 november 1709, 3 december 1710 en 14 juni 1713 in Medemblik bededagen zijn gehouden. Op de laatstgenoemde datum werd het einde van de oorlog gevierd. Elke declaratie bevat circa vijftig namen van mannen. Zij ontvingen elk een gulden voor bewezen diensten. Broer Jansz en Claas Heddesz waren op alle drie bededagen bij het geschut op Ruitenburg aanwezig. Deze opvarenden van de Huis te Warmelo beschikten dus over relevante wapenkennis en ervaring.

Oorlogsschip naar Oostzeegebied vertrokken

Van Broer Jansz en Claas Heddesz zijn geen achternamen bekend. Vermoedelijk waren hun voornaam plus patroniem in Medemblik voldoende onderscheidend. Volgens inschrijvingen in de gereformeerde doopboeken werd Claas Heddesz op 16 mei 1677 gedoopt, Broer Jansz op 10 augustus 1661. Toen zij in 1715 met het oorlogsschip naar het Oostzeegebied vertrokken, moeten zij respectievelijk 38 en 53 jaar oud zijn geweest.

Meer verhalen staan op www.fregathuistewarmelo.nl.