Binnen en buiten

De Nederlandse woorden binnen en buiten worden in het Westfries ook zo uitgesproken en betekenen hetzelfde. Wel gebruikt men soms de uitdrukkingen: in binnen en in buiten. Bijvoorbeeld: bloive jullie nou maar mooi in binnen speule. Of: ik gaan liever in buiten met dat gnappe weer.

Een aardig woord is binnenmikke. Het is een koppeling van ‘binnen de mikke’ dat duidt op de steunbalken waarop het dak rust. Binnenmikke weze is dus binnen zijn, thuis zijn. Een binnenstik is een stuk land dat ingeklemd ligt tussen twee andere percelen of een stuk land dat niet aan een vaarwater of weg ligt. Een binnentas is een binnenzak: ik hew een jas met twei binnentasse.

Bij buiten hoort onder meer: buiten-om. ’t Buiten-om hoord hewwe wil zeggen het van de buitenwacht hebben vernomen. Buiten-om werke is allerlei werk rondom de woning verrichten, zoals ramen lappen en het straatje schrobben. Een buitenpoorter is iemand van buiten het dorp, een niet-Westfries, een vreemdeling. Oorspronkelijk iemand van buiten de stadspoorten.

In de zomermaanden zijn de meeste mensen graag buiten. Maar dat geldt niet voor iedereen. Lees maar wat Jacob me eens vertelde.


Binnen of buiten

‘Vroeger,’ zeede ouwe Jacob,

‘werkte je alle dage buiten,

in de regen, in de zon,

was je bloid as je op zundeg

lekker binnen zitte kon.’

‘Maar opheden,’ poinsde Jacob

'werke zoveul mense binnen

en is ’t hullies groôst geluk

as ze zundes buiten benne:

lope of tuine of zuk of zuk.

Ik hou niet van buiten zitte.

Zou ‘t meskien komme kenne

deur dat vroegere gemis

dat voor moin ’t binnenbloiven

altoid nag een luukse is.’

Bron: Westfries Woordenboek, Jan Pannekeet