Een kinderdrama (1)

De donkere weken voor Kerstmis waren aangebroken hetgeen door een druilerige motregen nog eens extra werd geaccentueerd. De stad en mensen hunkerden naar het blije licht van kerst maar voor een klein meisje in een bovenwoning in een volksbuurt zou het nog donkerder worden. Zij werd verstoten door haar moeder.

Door Arie Bax

"Jij gaat eruit!", schreeuwde zij met een donkerrood, bijna paars gezicht van opwinding. Uit haar ogen straalde alleen maar intense haat. "Ik wil je nooit meer zien. Je gaat maar naar oma en opa en wel onmiddellijk. Die moeten maar voor je zorgen. Ik haat je en als je het wilt weten, ik heb je nooit willen hebben. Jij bent het product van die kerel die je vader is. De schoft had zijn pleziertje maar toen hij hoorde dat jij moest komen, gaf hij niet thuis en liet mij in de steek. Waar hij nu is weet ik niet. Ik denk dat hij met zijn mooie praatjes zijn kont er bij een ander heeft ingedraaid. Ik weet zeker dat zij hetzelfde lot te wachten staat als ik. Onthoud het maar goed. Alle mannen deugen niet."

De hysterische vrouw spuugde de woorden letterlijk in het verschrikte gezichtje van het kind. "Ja maar mamma, waarom? Ik heb toch niets gedaan. Ik durf niet alleen weg te gaan en is toch niet mijn schuld dat pappa niet meer bij ons woont", riep het kleine meisje aan de andere kant van de tafel. Zij huilde daarbij dikke tranen van totale ontreddering.

De overspannen vrouw was doof voor hetgeen haar kind zei. Zij schreeuwde: "Ik heb met je smoesjes niets te maken. Je gaat eruit en wel onmiddellijk." Om haar woorden kracht bij te zetten pakte zij een koffertje en gooide deze in de richting van het huilende meisje met de woorden: "Hier heb je je koffer en geld voor de tram en trein en nu wegwezen. Je hoeft nooit meer terug te komen. Ik wil je nooit meer zien. Ik ben je moeder niet meer."

Het huilende meisje pakte het haar toegesmeten koffertje van de vloer, trok haar jas aan en liep naar de deur. Toen ze op het halletje voor de huisdeur stond, werd de deur met een klap achter haar dichtgesmeten. Het kind kromp ineen en stommelde vervolgens de trap af naar de voordeur. Het was al donker toen zij met haar bagage de straat uit liep in de richting van de tramhalte. Ze wist welke tram naar het station ging omdat zij weleens bij haar oma en opa op de boerderij in een klein dorpje had gelogeerd.

Lees volgende week verder