Karel de Eenzame (3)

Toen hij de kamer binnenging, deinsde hij bijna terug van de stank die hem tegemoet kwam. Nadat zijn ogen gewend waren aan het schemerdonker, zag hij dat het in de kamer een onbeschrijflijke bende was. Overal lag wat. Op de tafel stond vuil serviesgoed van minstens een paar maanden. In een hoek stond een bed waarvoor de benaming nest meer geschikt was. Karel zag de verbijstering op het gezicht van Simon en zei een beetje cynisch: "Ja schrijver, dit was eens een huiskamer. Nu is het een vuil hol en de holbewoner ben ik. Hier is in geen jaren schoongemaakt en ik ben niet van plan om nog ooit schoon te maken. Ik ben aan het vuil en de stank gewend. Daar in dat stinkende nest zal magere Hein mij eens weten te vinden. Zoek maar iets waarop je kan zitten en dan zal ik je vertellen hoe het Karel in zijn leven is vergaan."

Door Arie Bax

Ik ben in 1929 geboren in een dorpje aan de overkant van de rivier. Mijn vader was boerenknecht en mijn moeder was, zoals in die tijd gebruikelijk, huisvrouw. Omdat ik enig kind was, hadden wij het - in tegenstelling tot de meeste gezinnen met een hok vol kinderen - niet slecht. Wij woonden in een huisje achter op het erf van de boer. Dat hield in dat mijn vader de hele week dienstbaar was aan zijn feodale broodheer. Over mijn vader weet ik niet veel te vertellen, omdat hij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat aan het werk was. Als hij thuis was, dan zat hij meestal van pure vermoeidheid in zijn stoel naast de kachel te slapen. Mijn moeder Tooike was een lieve vrouw, maar werd door mijn vader als sloof behandeld. De behandelingen die hij zich van de boer moest laten welgevallen, reageerde hij af op mijn moeder."

"Ik zal een jaar of acht zijn geweest toen mijn moeder kwam te overlijden. Mijn vader hertrouwde binnen een jaar met een weduwe met een paar kinderen uit een dorp in de buurt. Het was een dominant wijf waarbij mijn vader niets had in te brengen. Haar wil was wet. Mij mocht zij in het geheel niet. Ik kreeg meer slaag dan eten van dat loeder. Na mijn schooltijd ging ik het huis uit en ging als inwonend knechtje werken bij een herenboer die net zo'n hufter was als de baas van mijn vader. Ik sliep met nog een knecht in een tochtig kamertje boven de stal. Na een paar jaar op de boerderij gewerkt te hebben, kreeg ik in het geheim verkering met de dochter van de boer."

Lees volgende week verder