Een kinderdrama (2)

Toen de tram bij de halte stopte en zij was ingestapt, vroeg de trambestuurder met enige verbazing waar de reis naartoe ging. Met een benepen stemmetje vertelde zij hem dat zij naar het station moest omdat zij met de trein naar haar oma en opa ging. De man gaf haar een kaartje en zij ging op de eerste stoel achter hem zitten.

Door Arie Bax

De tram reed weg en de bestuurder die het toch allemaal maar vreemd vond, keek in de achteruitkijkspiegel. Wat hij zag was een klein meisje met rood behuilde oogjes. Het was of er een steen op zijn hart werd gelegd toen hij het beeld zag en daarbij dacht aan zijn eigen dochtertje dat veilig thuis was. Hij draaide zich naar het meisje en vroeg haar of haar oma en opa wisten dat zij zou komen. Het kind begon weer te huilen en vertelde dat haar moeder haar, met de mededeling dat zij maar naar haar grootouders moest gaan, het huis had uitgestuurd.


De trambestuurder kreeg diep medelijden met het kind achter hem. Met een brok in zijn keel zocht hij via de mobilofoon contact met de tramcentrale. Hij vertelde dat hij een jeugdige passagier in de tram had die alleen op reis was en hij de mening was toegedaan dat het niet goed zat.

De centrale gaf hem de opdracht om erop te letten dat het kleine meisje met haar koffertje onderweg niet zou uitstappen en beloofde maatregelen te nemen. De hele rit naar het station keek hij regelmatig naar het kind achter hem. De gedachte aan de moeder die haar kind in de avond de deur had uitgesmeten, maakte hem inwendig razend. Hoe kon een moeder zoiets doen?


Aangekomen op de eindhalte bij het station stond daar al een agent te wachten. Deze stapte in de tram en ging naast het meisje zitten. Hij vertelde haar dat zijn naam Jan was en dat zij hem maar eens moest vertellen wat er allemaal was gebeurd. Het meisje keek hem aan, barstte in huilen uit en vertelde hevig snikkend dat zij Leontientje heette, acht jaar was en wat haar was overkomen. De politieman sloeg een arm om het kleine meisje en trok haar troostend tegen zich aan. Met een dikke strot zei hij: 'Meisje huil maar niet meer. Ik zal zorgen dat jij veilig bij je oma en opa komt. Nu ik bij je ben hoef je niet meer verdrietig te zijn. Kom maar mee'. Leontientje keek, heftig nasnikkend, naar hem op en legde haar handje in zijn grote knuist. Samen liepen zij over het donkere stationsplein naar het politiebureau.

Lees volgende week verder