Afbeelding
(Foto: )

Terug naar Toen

Terwijl op diverse plekken in Schoorl informatieborden staan, waaruit blijkt dat de Gemeente Bergen waarde hecht aan biodiverse bermen, heb ik daar aan de hand van een artikel uit dagblad Trouw van 15 juli jl. mijn twijfels over. In dit goed onderbouwde stuk uit bioloog Jacqueline Henrot haar zorgen over de gesteldheid van onze slootkanten, die in feite deel uitmaken van onze bermen. Zij deed uitgebreid onderzoek naar slootvegetatie en dat is nog maar weinig voorgekomen in ons land, ofschoon wij in Nederland honderdduizenden meters slootkant hebben. Zij deed in dit stuk tevens een oproep aan ons, de burgers van Nederland. Zie: www.mijnoeverplanten.nl zodat zij samen met ons het een en ander in kaart kan brengen.

Bij vrijwel alle slootkanten woekert riet. Riet is ongunstig voor een bloemrijke oever. Zij noemt het een “onstuitbare woekeraar” en omdat ik met mijn hond héél wat wandel langs onze slootkanten, heb ik dat kunnen beamen. Kon je aanvankelijk nog best over en door het smalle randje riet heen kijken om te genieten van vergezichten, is dat tegenwoordig onmogelijk. Sterker nog: zelfs de brede slootgedeelten of waterpartijen die Schoorl kent, groeien volkomen dicht.

Eigenlijk begrijp ik niet waarom onze Gemeente dit gewoon laat gebeuren. Zijn die sloten niet bedoeld om regenwater op te vangen om tijdens droge perioden ervoor te zorgen, dat onze vele, nuttige bomen niet het loodje leggen? Vlakbij de molen is zelfs enige jaren geleden een sloot dusdanig veranderd, dat hij geschikt is om bij wateroverlast, zoals we dat moesten ervaren in het weekend van 18 juni jl., te verworden tot een soort ruime plas. Dat schijnt dus een oeverkant te zijn, zoals we die overal zouden moeten krijgen, constateer ik aan de hand van het artikel uit trouw. Steile oeverkantenzijn passé. Flauwe hellingen getuigen van natuurvriendelijkheid. Daar aarden bijvoorbeeld ratelaar, valeriaan en kattenstaart om het landschap te sieren. Maar… daar bij die moelen woekert riet. En eronder groeit niks bijzonders. Brandnetel. Geen vlinder of bij die daar op wil landen. Bovendien was dat juni-regenwater al zeer snel opgezogen door het riet, dat nu eens zo breed en hoog naar onze vele fietsende toeristen staat te zwaaien. Die er niet van opkijken. Logisch, toch???

Aan onze oevers met woekerend, ons alles ontnemend riet, zie je hooguit soms ook wat haagwinde – eveneens een zeer dominante plant – en het harig wilgenroosje. Zij bieden verder géén ruimte aan zeldzamere planten die géén overbemesting nodig hebben, maar wel meer licht.

Het lijken wel mensen! Ook wijzelf, met een keur aan voedsel en dranken in de schappen van de supermarkten, proppen ons vol met slechte dingen, omdat díe juist vaak in heel goed in het oog lopen, maar in feite gaan we er juist níet “het licht” door zien. Covid-19 maakte duidelijk, wie helaas vaak het meest kwetsbaar zijn…

Stel je eens voor: de vele slootoevers die onze gemeente kent, kunnen met een wérkelijk goed beheersplan met o.a. echte koekoeksbloemen en orchideeën veranderen in een bijen-, libellen- en vlinderparadijs, waartussen ook nog ander leven zich goed ontwikkelt, zoals amfibieën, zich verschuilend tussen die rijke vegetatie. Wellicht verschijnen dan ook weer óp het water de zogenaamde : schrijverkes” – u begrijpt, dat mij dat erg aanspreekt.

Die op langpootmuggen gelijkende insecten die zich vliegensvlug, kriskras over het wateroppervlak voortbewegen. Ik kon er - volkomen Zen - uren naar kijken, toen ik tussen 1985 en 1996 woonde aan de Alblas, terwijl er om me heen volop gezoemd en gefladderd werd…