Strand-wandeling

We maken graag een strandwandeling met onze hond. Meestal is dat één groot feest, maar soms loopt het anders.


We zaten op het terras van een fijn strandpaviljoen. Ik had net een kopje koffie besteld toen ik zag dat er binnen, net om het hoekje van de deur, een enorme barbecue stond. Met daarnaast een tafel waarop het vlees en ander lekkers lag uitgestald. Binnen was duidelijk een feest gaande. Nou vertrouw ik onze hond vele dingen toe, maar kippenvleugeltjes en malse biefstuk behoren daar niet toe. Ik wilde al vertrekken, maar Beau had er werkelijk waar geen enkele belangstelling voor. Had ie nou maar even met zijn neus gesnuffeld of alleen maar zijn kop opgetild, dan was het misschien anders gelopen. Maar dat deed hij niet. Hij lag verveeld aan mijn voeten en keek niet op of om. Natuurlijk had ik daar niet in moeten trappen, maar dat is allemaal achteraf en daar schiet een mens weinig mee op.


Toen we langs de branding slenterden, was ik die hele barbecue alweer vergeten. Beau niet. Juist op het moment dat ik met veel enthousiasme een balletje voor hem in het water gooide, zette hij het op een rennen. En niet in de richting van dat balletje. Nee, hij stoof regelrecht op het strandpaviljoen af. Ineens stonden die barbecue en al dat vlees me weer helder voor de geest. Ik brulde en schreeuwde zijn naam, maar ik stond machteloos. Er was geen houwen aan. Met een sterke behoefte om ter plekke in het zand weg te zakken kon ik alleen maar toekijken hoe hij het houten trappetje naar het terras op vloog en hoe hij met een sierlijke bocht in het strandpaviljoen verdween. Op datzelfde moment zag ik achter de ramen de mensen omhoog komen. Zelfs van een afstand waren de verschrikte gezichten te zien en in mijn verbeelding zag ik de omvallende stoelen al en Beau die zich verlekkerd op de tafel met al dat uitgestalde vlees stortte.

We haastten ons naar de plek des onheils.


Zo snel als een mens maar over rul zand rennen kan, haastten we ons naar de plek des onheils. Daar wachtte ons een verrassing. Een kleine, wat gedrongen man van een jaar of zestig had Beau bij zijn lurven gevat. En dat was een bijzondere prestatie. Het duurde even voordat het tot me doordrong dat een ramp was voorkomen. Ik keek om het hoekje van de deur. De barbecue stond nog overeind, op de tafel lag het vlees nog keurig netjes uitgestald en de gasten waren al weer gaan zitten. In grote bewondering keek ik de man aan.


‘Uw hond?’ vroeg hij koeltjes. Ja, dat was onze hond. We bogen het hoofd, knikten beschaamd, bedankten de man honderdduizend keer en dropen af. Naar dat stukje strand ben ik nooit meer teruggekeerd. Je moet een kat nu eenmaal niet voor een tweede maal op het spek binden.