Buur

Onlangs doorkruiste ik de woonwijk waar ik in jaren ‘70 opgroeide. Bizar, hoeveel je ineens weer weet uit die tijd. Van vrijwel elke buur noemde ik de naam. De leuke noemden we oom en tante, de minder leuke kregen een koosnaam als De Ballensnijder, meneer en mevrouw Bikini of Edje Pettetje. Al die buren samen, woonachtig rondom het rechthoekige plein, vormden een hecht buurtje. Een gezellige, veilige omgeving, waar kinderen van alle leeftijden met elkaar speelden, de groters op de kleintjes letten en ruzies uitgepraat werden zonder vuisten. Touwtjes uit de brievenbus.

Bijzonder om te realiseren dat ik in Langedijk, waar ik toch ook alweer ruim 20 jaar rondloop, lang niet alle buren ken. Van sommige weet ik de naam, maar er zijn geen ooms en tantes meer. Een goede buur is beter dan een verre vriend, leerde ik op school. En we zongen daar achteraan ‘Ain boer wol noar zien noaber tou, hai boer, hai!’

Op bezoek bij het rijtjeshuis waar mijn ouwelui sinds 1980 wonen. Een veter bungelt uit de brievenbus. Ik, hun drummende buurjochie van intussen 50, word hartelijk begroet door linkerbuurman oom Peter en rechterbuurvrouw tante Els. Sommige dingen veranderen, andere niet.

Ik weet niet of Nationale Burendag nog bestaat, maar ooit schreef ik speciaal daarvoor een liedje dat begon met de strofe “Ik woon bij mij in de straat, vlakbij onze buren.” Als ik dat teruglees, heb ik daar krek een universele waarheid neergepend. Jammer dat de BOA’s op dit moment de waarde van een gezellige BuBBQ niet inzien en uw naasten liever op een bekeuring trakteren dan op een biertje. Terrastip: drink een Mexicaanse variant. Een Corona, ofzo.