Lepelaar.
Lepelaar. (Foto: Marco Meeuwisse)

Lepelaar


‘Corona heeft veel jonge mensen, hippe twintigers aan het vogelen gebracht.’ Aldus de Volkskrant. Zo’n enkele duidende zin kan een mens vrolijk stemmen. De jeugd, ja ik ben al oud, die door een wereldwijd virus ineens oog krijgt voor de natuur om het eigen huis, of in eigen land. Kom er maar eens om.

De vele vogelwerkgroepen merken het ook. Veel nieuwe enthousiaste leden. Zeker, als ik de meldingen over de bijzondere waarnemingen in de regio mag geloven. Ik heb de mobiel maar even op stil gezet. Zo’n groepsapp heeft immers ook nadelen. Zeker als er geen regels zijn afgesproken. Wat voor de één belangrijk is, is voor een ander ‘heeft de groep verlaten’.

In het geval van de vogelapp, zijn er vast prille vogelaars die meteen ‘alles laten vallen’ om de fiets te pakken richting Geestmerambacht als gemeld wordt dat een lepelaar in een weiland staat en uitgebreid zijn broedkleed toont. In mijn hoofd popt dan ‘onbeduidend’ op en ik ga door met klussen. Maar toch, je zult als beginnend vogelaar nog nooit een Lepelaar hebben gezien, dan is de je 10de fietsversnelling zelfs te licht.

Ineens herinner ik me dat ik in 2008 startte ik met vogels fotograferen. Het eerste plaatje? Een lepelaar nabij Spaarndam. Soort nummer 1 op de levenslijst. Gebalde vuist tot gevolg.

En dan nu een Lepelaar ‘onbeduidend’ vinden? ‘Snoever’ zou mijn lief zeggen. Ik zou, met Vlaams accent kunnen antwoorden: “Lepelaar.” Hetgeen daar gelijk staat aan opscheppen. En dan bedoelt men niet het eten.

De natuur, het houdt de mens bescheiden. Waar zo’n virus al niet goed voor is.