Afra Beemsterboer.
Afra Beemsterboer. (Foto: Marjolein Ansink)

HEK

Het was ooit een hek. Nu is het er een overblijfsel van. Als ik het heb over oud, kapot, gammel en vervallen, dan is het dat hek wel. Al tijden stel ik mezelf vragen bij dat krakkemikkige geval. Het staat altijd open. Het kan ook niet meer dicht. Het open- en dichtgaande deel is uit zijn scharnieren getild en tegen de hekpaal aangezet. Om de toegang te vergemakkelijken? En aan wie dan? Ooit heeft dat oude wrak gefunctioneerd. Wat hield het binnen? Wat hield het buiten? Verboden toegang voor onbevoegden is met een open hek een lachertje. Aan de zijkant van de hekpalen zit nog iets. Twee minstens zo verrotte houten constructies, die schuin geplaatst zijn om te voorkomen dat je naast de dam in sloot belandt. De dam is de enige plek waarover je het weiland in kunt, maar gaat er ooit iemand of iets in? Achterin het weiland zitten ganzen en zwanen. Die hebben het daar heerlijk rustig. Geen koeien, geen schapen – want geen hek. 

Opeens valt het me op dat er een baan gras is gemaaid. Eén trekkerbrede strook, alsof iemand dat het hek heeft zien openstaan en dacht: als ik hier nou toch met mijn trekker ben, dan rijd ik even een rondje door dat grasland. Na die eerste gemaaide strook volgen er meer. Waarom wordt dat in gedeelten gedaan? Waarom niet in één keer? Uiteindelijk is al het gras gemaaid. Door een trekker die ik er nog nooit heb gezien. Het gras droogt, wordt tot balen geperst, de balen worden opgehaald. Maar ik zie daar nooit iemand. Het hek staat daar maar gewoon, zonder aandacht te verlangen. Hij kan het niet helpen dat hij niets meer voorstelt, dat-ie te barsten is en daardoor ontzettend fotogeniek. Hij kan er niets aan doen dat hij beeldschoon staat te vergaan. Hij is bij toeval een ansichtkaart-waardig plaatje geworden. Ik pieker me helemaal stuk over dat hek. Dat zal hem een zorg zijn.

Afbeelding