Duivelsvogel.
Duivelsvogel. (Foto: Marco Meeuwisse)

De Duivelsvogel

De redactie las het laatste boek van Marco Meeuwisse, onze columnist van de rubriek Gekwetter. Wij wilden u een fragment uit Zijn tweede reisroman De Duivelsvogel niet onthouden. Het boek is (via een persoonlijk bericht via Messenger/Facebook) aan hem te verkrijgen. Een aanrader.

Fragment uit De Duivelsvogel:

Het is nog donker als ik de bus neem. De chauffeur weigert mijn peso’s, door zijn handgebaar begrijp ik dat ik bij het uitstappen pas mag betalen. Hij zit op een tuinstoel die met wat T-raps op een buizenframe is gemonteerd. Ergonomie op z’n Mexicaans. Om maar te zwijgen over Arbo technische aspecten.

Dan kijk ik de bus in. Vol! Op dit tijdstip? Er was vrijwel niemand op straat. Ik dacht onder het wandelen nog ‘zal wel van de schietpartij komen die ik gisterenavond laat hoorde’. Niks daarvan, het leven gaat door. Er is nog één plekje. Voor in de bus. Naast een oudere vrouw. Een paar verdwaalde tanden, verweerde kop, donkergroene broek met vlekken en een dikke mouwloze rode jas die het meeste weg heeft van een bodywarmer. Terwijl mijn shirt al nat is van het zweet denk ik: Handig hier zo’n warme jas! Her en der steekt wat dons uit de naden. De vergankelijkheid in beeld. Ik zwaai mijn rugtas en camera af en wil gaan zitten. Mevrouw maakt geen ruimte. Als ik na wat wurmen toch ga zitten, beland ik op haar plastic tas. Die lag er net echt nog niet! Met veel drukte maakt ze duidelijk dat ik op haar ‘spullen’ ben beland. Tuurlijk. Als ik het tasje vastpak en het haar aanreik, zit er exact één leeg plastic flesje in. Wat een drama-queen zeg. Als ik na een minuut ongemakkelijk zitten wat achterover leun, flikt ze het weer. Zit ik opnieuw tegen haar tasje. Ze blijft stil dit keer, maar is duidelijk aan het oefenen voor het Midden-Amerikaans kampioenschap ‘boos kijken’.

De tuinstoel-chauffeur neemt elke verkeersdrempel zo beheerst dat hij waarschijnlijk meer weet dan wij passagiers. Alsof de bus bij het minste of geringste missertje door zijn hoeven zakt. Als een ezel die voorover op zijn knieën gaat zitten omdat het genoeg is geweest. De rechterkant van de voorruit zou er zomaar uit kunnen vallen als ik al die barsten zo zie. Het is goed dat al die stickers met alle bestemmingen er overheen zijn geplakt. Houdt de scherven lekker bijeen.

Na 10 minuten valt mijn buurvrouw in slaap. Ik zie dunne ledematen met slechts vel over been afgezet met pukkels op beide armen en haar enkels. Ze draagt één hele schoen en de andere mist de bovenkant. Haar gezicht is één en al rimpel. Dan laat ze ineens een scheet. Ik begin te begrijpen waarom hier niemand zat. Dan rolt ze, bij een bocht naar rechts, tegen me aan. Een klein ongemakkelijk zetje van mijn kant bij de volgende bocht laat haar de andere kant op vallen tegen de lage stoelleuning. Dan neemt de bus nog een scherpe bocht naar links en mijn buurvrouw grijpt in een reflex alles om niet te vallen. Is mijn toegestoken linkerarm ineens haar reddende engel! Ze lacht me, met slechts twee boventanden, vriendelijk toe. Compassie neemt mijn gevoel over. Ze mag veel weg hebben van Eucalypta, toch ze is vooral arm en mijn naaste. Letterlijk en figuurlijk.

Ik ben als ik mag uitstappen en betalen. Op mijn Buenos dia señor, reageert de chauffeur met Buenos en Sorry!

Ik stap ruim voor de officiële openingstijd de Botanische tuin binnen. Via de personeelsingang, dat mocht na gisteren. Het uitbundige gezang van een Sonorawinterkoning heet mij welkom. Mooi bruin, gerimpeld en snaveltje ongeschonden.

Zo moet vakantie zijn, zo hoort een dag te beginnen. Eén foto later is de busreis is alweer vergeten.

Afbeelding