Wil van Voebalaf

Ik heb ooit bij AZ gespeeld. Als slagwerker, dan. Voor de openingsceremonie van het toen nog veilig geachte nieuwe stadion had ik 50 samba drummers opgetrommeld. We hebben heerlijk gespeeld in AZ-tenue. Voorzitter Scheringa gaf terloops een mep op mijn Braziliaanse surdo. Die foto stond in alle kranten: Dirk met stok links, ik rechts met die enorme trommel in mijn handen. Omgeven door mijn Amsterdamse vrienden. Die voor Ajax zijn. Had ik me nooit gerealiseerd, maar dat was dus echt rode kaartmateriaal. Hilsverskrikkeluk! 

Mijn voetbalcarrière had al twee korte hoofdstukjes: in mijn jeugd werd er vrijwel elke avond gevoetbald op het pleintje achter ons huis. Op een mooie dag had ik de leeftijd (of de lengte) om mee te mogen doen en dat vond ik geweldig. Tot dat ene moment dat ik een knalharde poeier recht in mijn gezicht kreeg. Auw. En de liefde was bekoeld. Mijn terugkeer in het onbetaalde voetbal begon in Koedijk: samen met collega’s van platenzaak Pop-Eye gingen we op zonnige donderdagavonden wel eens een balletje trappen. Grasveldje, blote voeten en een pilsje toe. Er kwamen steeds meer vrienden langs. Voor de gein besloten we om ons als bierteam aan te sluiten bij een Echte Voetbalvereniging. Dat mocht uiteindelijk bij Alcmaria Victrix, alwaar wij Echte Shirts kregen. Wauw. Maar bij het Echte Voetbal hoorde een Echte Trainer die mij ging vertellen wat ik moest doen. Huh?! En die wedstrijden in alle vroegte… ik kon er niet aan wennen en schreef juichend een rap met de titel ‘Wil van Voebalaf’.

Geen succesvol EK voor deze Nederlander(s) dus. Zoals Cruyff zou zeggen: da's logisch.

Of Slogiç. Da’s Tsjechisch.