De tand des tijds

Graag wil ik het met u hebben over de tand des tijds. U weet: alle dingen veranderen, vroeger was alles beter en nog meer van die wc-tegelwijsheden. Maar ik ben er toch redelijk van overtuigd dat het bezoek aan de tandarts tegenwoordig een stuk minder eng is dan in uw jeugd.

Ik heb zelf nooit een beugel gehad, hoefde geen vieze fluorbehandeling en mocht soms wel eens een verdoving. Maar het gebeurde ook dat ik als kind ineens met acht (!) melktanden minder rond de Witte Kerk liep, omdat de lokale tandarts vond dat ik zo’n klein bekkie had. En ja, een beugel wil niemand, besloot hij vanuit zijn ivoren toren.

Heiloo, jaren ’70. Verstijfd in de ligstoel, met dat hele nare electrobelletje nog galmend in mijn oren, maakte ik er als kind een gewoonte van om te kijken hoe goed de bekkentrekker zich geschoren had. Van de tandenfee had ik geen voorstelling, van de kin van mijn eerste tandarts des te meer.

Eenmaal op eigen benen koos ik een tandarts in Alkmaar, die de geweldige gewoonte had om iPodmuziek te draaien in zijn praktijk. Terwijl hij met vriendelijke stem en zachte hand probeerde te redden wat er te redden viel, probeerde ik te determineren welk jaartal deze dag centraal stond in zijn muziekkeuze. Ik meen dat ik wel eens in slaap gevallen ben in zijn stoel. Maar dat kan ik me verkeerd hebben herinnerd, zou Mark zeggen.

En nu? Kies breekt af, mailtje gestuurd, volgende ochtend teruggebeld en nu fluks op het fietsje naar het hypermoderne tandheelkundecentrum. Daarna als beloning zo’n heerlijk bolletje ambachtelijk ijs scoren bij de rotonde. Glimlachend.