Tom Schotten
Tom Schotten

Jacht

Mijn schepnetje lag altijd naast me, als ik lag te dromen in de zon. Het netje kon op die momenten even drogen, nadat ik er mee door de sloot was gegaan. Ik gebruikte het namelijk ook om vlinders mee te vangen, op middagen wanneer ik als kind alleen de natuur in trok.

Driehonderd meter van ons huis, begon voor mij al de vrije natuur. Met mijn schepnetje scheerde ik er over het gras, vlak langs de waterkant. Als een kikker de sloot in sprong, volgde ik hem. Met een korte, felle beweging had ik de meeste kans om de kikker te vangen. Als dat gelukt was, bekeek ik het dier en liet ik hem weer los. Vervolgens legde ik het schepnetje te drogen in de zon, met mij ernaast. Liggend in het hoge gras, dromend over later.

Een meter of vijftig vanaf deze plek, liep een polderweg. Op geluksdagen reed mijn buurmeisje langs, waar ik in stilte verliefd op was. Een Marilyn Monroe achtige verschijning die hield van muziek en lezen. Een meisje met stijl. De jacht hierop kon ik wel vergeten. Een kikkervanger met blubberlaarzen als ik, maakte geen schijn van kans bij haar. De droom was voor mij ook genoeg.

Als mijn netje droog was, ging ik op vlinderjacht. Op een middag zat er een koolwitje op een bloem. Ik sloop erheen, geruisloos, totdat mijn schepnetje er een centimeter of vijftien boven hing. Pijlsnel drukte ik mijn schepnetje naar beneden. Hebbes. Op dat moment zag ik in de verte mijn buurmeisje aan komen fietsen. Haar blik bleef hangen in mijn richting. Ze zag me. Ze zwaaide. Met een grote glimlach zwaaide ik terug.

Eén seconde liet ik mijn schepnetje vieren. Eén seconde te lang. Het koolwitje greep zijn kans en fladderde weg richting de stralende zon.