Afbeelding
Reproductie: Rijksmuseum, Amsterdam.

Het begraven van de doden

Begraven…. een ontroerend onderwerp om over te schrijven in Corona-tijden. Nauwelijks afscheid kunnen nemen van je geliefde. Het is bijna niet te bevatten. Het lijkt op de situatie tijdens de pestepidemieën, zoals hier afgebeeld in het 4de tafereel. Door de massale sterfte als gevolg van deze epidemieën was het noodzaak geworden het begraven bijzonder zorgvuldig uit te voeren.

Om die reden voegde paus Innocentius III in 1207 officieel een zevende werk toe aan de verplichte zes werken van barmhartigheid; ‘Het begraven van de doden’. De paus refereerde daarbij aan het apocriefe Bijbelboek Tobit. Tobit (Thobias) begroef zijn dode volksgenoten, die buiten de muren van Ninevé werden gegooid.


Van den doden te begraven so wij lesen, Wert thobias van god gepresen


Deze 4de scene is tevens de belangrijkste schildering op het paneel. Op het kerkhof buiten de muren van de stad laten geestelijken een doodskist in een graf zakken. Het was te gevaarlijk om de gestorven pestlijders in de kerk te begraven. Er zijn weinig mensen naar deze plechtigheid gekomen. Een grafdelver, een priester met twee misdienaren en enkele in zwart geklede Cellebroeders, gespecialiseerd in het verplegen en begraven van pestlijders. Middeleeuwse verpleegkundigen in beschermende pakken.

Hoog boven deze scene troont Christus op zijn troon, de regenboog. Zijn voeten op de wereldbol. Hij spreek het ‘Laatste Oordeel’ uit. De Cellebroeders verdienden met dit werk niet alleen geld, maar ook een plaats in de hemel.

Niets veranderd, want datzelfde wensen wij ook onze Corona-verpleegkundigen toe, of iets wat daar sprekend op lijkt.

Swanetta Vegter, HVA