Het monument in Haarlem ter nagedachtenis aan Klaas de Boer.
Het monument in Haarlem ter nagedachtenis aan Klaas de Boer. (Foto: aangeleverd)

Verzetsman Klaas de Boer bood ruim onderdak

REGIO - Over iets minder dan een maand herdenken we weer onze omgekomen oorlogsstrijders waaronder de verzetsmensen. In de aanloop naar 4 mei drukken we een interview af met Marie van den Brink, de weduwe van de Purmerendse verzetsheld Klaas de Boer. Het interview komt uit het boek Verzet Verwoord van Ben Koster en Ruud Luiks. Het is weliswaar niet meer te koop, maar degenen die het willen lezen kunnen dit lenen in de Waterlandse bibliotheken..

Klaas de Boer, naar hem is een straatnaam in Purmerend genoemd, werd begin februari 1945 samen met de Bert Snijder uit Edam door de Duitsers opgepakt en op 12 februari gefusilleerd bij de Jan Gijzenbrug in Haarlem. Hetzelfde lot overkwam Wally van Hall en een aantal anderen.

Marie van den Brink en Klaas de Boer woonden destijds op de hoek van de Julianastraat/Wilhelminalaan. Marie vertelt: “Toen hun gevraagd werd of ze een adres wisten voor een jongen die moest onderduiken, hebben ze er eerst goed over overlegd. En zo zijn ze de illegaliteit ingerold. Dat was in 1943."

"Toen ik een keer het bed van Bert afhaalde, lag er een revolver onder het matras"

"Het was Bert Snijder, de latere KP-leider. We kenden hem helemaal niet en wisten helemaal niet waar hij mee bezig was. Daar zijn we later achter gekomen. Overdag was Bert veel in de Purmer bij Anton en Aag Ham. Hij sliep bij ons boven op zolder. Daar had hij veel illegale blaadjes en stencils en zo. Op zolder draaiden we later ook met de hand krantjes voor de verspreiding. We luisterden altijd naar het nieuws. De radio stond in een kast waar de bodem uitgehaald was. Toen ik een keer Bert’s bed afhaalde vond ik een revolver onder het matras. Ik schrok me beroerd. Ik had toentertijd nog nooit een wapen gezien. Ik zei tegen Klaas: “Dat ding eruit of hij eruit”. Later had ik zelf een damespistooltje. Het lag altijd onder een kussen op de commode van ons dochtertje Ina. Ik kreeg ook schietles in een loods aan de Oosterweg in de Purmer. Ik ging er heen op de fiets, op anti-plofbanden. Als ik er nu langs kom, denk ik er nog altijd aan.

Onderduikers

Na Bert kregen we nog meer onderduikers, zoals Piet Smit en Arie Rozendaal. Ook hebben we nog een Amerikaanse piloot gehad, Floyd. Het was een aardige jongen, maar het was niet makkelijk. Hij dacht dat we het niet zo zwaar hadden en dat er eten genoeg was. Maar zo was het niet. De jongens aten wat de pot schafte. Floyd kwam overdag niet buiten. ’s Avonds ging Klaas altijd met hem lopen bij het spoor. Als ze iemand tegenkwamen zei Klaas altijd dat Floyd doofstom was.

De jongens liepen bij ons in en uit. Ik denk wel eens dat we soms te roekeloos waren. De mensen aan de overkant moeten toch gezien hebben dat bij ons iets loos was. Af en toe had ik er een stuk of vijftien te eten. Emmers met aardappelen heb ik geschild. Honger hebben we eigenlijk in de oorlog niet gekend. Soms hadden we wat meel uit de Purmer. Dan bakte Klaas met wat boter op de vuurkachel een stapel pannenkoeken. Boter was duur, het kostte ongeveer dertig gulden per pond. Als er bij zwarthandelaren bijvoorbeeld een varken was weggehaald, werd hij bij ons uitgehouwen. In de slaapkamer, op tafel met een laken erover heen. Dat deed Jan Oteman, de slager. Het vlees ging naar de bejaarden in Edam, maar voor mij schoot ook altijd wel een stukje over. Het liep me af en toe wel wat over de hand, want ik had ook nog een kind dat aandacht vroeg. Bert had dat wel door en zei dan: Marie, we moesten maar eens een poosje weg gaan. Maar als ze twee of drie dagen weg waren vroeg ik of ze alsjeblieft weer wilden komen. Ik kon er niet meer buiten. Het was een stuk van mijn leven geworden.

Weggehaald

In het begin van de oorlog was er weinig verzet. Pas in de laatste oorlogsjaren stelde het verzet iets voor. Bert Snijder was de leider van de KP Waterland. En Klaas was meestal de chauffeur, want Bert kon niet autorijden. Ze betrokken me overal bij maar ’s avonds was ik toch wel alleen. Want dan was iedereen onderweg, bezig met droppings of overvallen. Bert vertelde mij altijd wat ze gingen doen. Ik denk dat hij toch wilde dat iemand wist waar ze waren. Eigenlijk vertelde Bert mij nog meer dan Klaas. Dat was geen prater, meer een denker. We hebben vreselijk veel lol met elkaar gehad. We waren jong en we moesten de gezelligheid zelf zoeken. Eigenlijk ben ik nooit echt bang geweest. Het moest gewoon gebeuren, het was een soort opdracht. Wel speelde altijd in mijn achterhoofd: als alles maar goed gaat. Ik denk wel, dat Klaas en Bert dat ook wel hadden.. Maar voor mij speelden ze de grote man. Als ik zei: Doen jullie voorzichtig kreeg ik altijd te horen ja, ja, dat komt wel goed. En dan worden ze nog bij mij thuis weggehaald. En ik kon niks doen. Op die dinsdag was er een bijeenkomst bij ons thuis. Ik weet niet meer precies wie er waren, maar in elk geval was Wil Tonneman erbij.

Later bleek dat Jannie de Boer hem naar ons huis was gevolgd. Klaas was met Ina naar de Koemarkt gegaan en op de terugweg zag hij dat er in de buurt van het Liduina Ziekenhuis een huiszoeking aan de gang was. Hij waarschuwde meteen de jongens bij os thuis. Die gingen er onmiddellijk vandoor. Alleen Klaas en Bert bleven gewoon thuis omdat ze dachten dat er toch geen huiszoeking zou komen. Dus toen er op de achterdeur werd geklopt, zei Klaas: ”Doe maar open, het zijn de jongens”. Nou, toen stonden de moffen voor onze neus. Bert heeft nog geprobeerd over de schutting te ontsnappen, maar alles in de buurt was afgezet, Ze werden naar de Landbouwschool gebracht in Villa Clementina.

Ik kijk nog altijd naar het raam waar ze achter zaten. Ik kreeg vrij snel een briefje, waarop stond: Marie, breng eten voor ons. Ik bracht ze aardappels met rode kool. Dat weet ik nog goed. En toen hebben ze mij ondervraagd, over wat ze deden. Eén stond er met een pistool voor me en een achter me. Maar ik wist niks natuurlijk.


Die hele middag liep ik op de Koemarkt. Achteraf bleek dat ze samen met een joodse familie zijn afgevoerd naar Amsterdam in een luxewagen. Ze moesten vlak langs me gegaan zijn, maar ik heb ze niet gezien. Een bevrijdingspoging ging dan ook niet door. Toen ze in het Huis van Bewaring op de Weteringschans zaten kwam er bijna elke dag een mof bij me die vroeg of ik nog wat kon vertellen. Natuurlijk kon ik dat niet.

Verleiding was groot

Hij zei op een gegeven moment: maar waarom gaat u uw man niet bezoeken?. Maar de jongens hadden al gezegd: Nooit zoiets doen, Marie. De verleiding was wel groot. Maar het kon niet. Misschien was ik ook niet teruggekomen. Wie weet wat ze met me gedaan hadden. Klaas en Bert zijn later gefusilleerd in Haarlem - op 12 februari 1945 bij de Jan Gijzenbrug met Wally van Hal en een aantal anderen – bij een represaille-actie van de Duitsers. Die wisten toen volgens mij nog steeds niet dat ze in de illegaliteit zaten. Dat ontdekten ze pas een aantal weken na hun dood. En toen hebben ze mijn hele huis omgekeerd. Ze hebben niets gevonden, ook niet het busje met de spullen van Van Baak. De jongens waren destijds thuisgekomen met de trouwring, het horloge en een afscheidsbrief van Van Baak. Ik heb het onder het luik in de keukenvloer in het zand gestopt.

Geld van Bert

Na de bevrijding gaf ik het mee aan de Politieke Opsporingsdienst POD, die onder meer belast was met de opsporing van collaborateurs. De wapens waren al eerder weggehaald. Ook had ik ongeveer 2.000 gulden in de linnenkast liggen tussen een paar theedoeken. Als door een wonder bleven de theedoeken op elkaar liggen bij de huiszoeking. Dat geld had ik van Bert gekregen om te bewaren. Hij zou het misschien nodig hebben voor het verzetswerk. Wel namen de Duitsers mijn hondje mee, Die had ik Floyd genoemd, naar de Amerikaanse piloot."


Bron: Verzet Verwoord (Ben Koster en Ruud Luiks)


Een herbegrafenis in de Tweede Wereldoorlog.