Afbeelding
(Foto: Sonja Duba)

Buurvrouw

Algemeen

OOSTZAAN - Buurvrouw was vergroeid met het huis, de tuin en de grote, scheefgezakte schuur. Daar droogde ze de was in de winter en de zwerfkatten sliepen er in kartonnen dozen. Ze waren alle drie vanzelf naar haar toegekomen en ze hadden dezelfde naam: ‘Poelie’. Dan hoefde buurvrouw ‘s avonds maar één keer te roepen.

Buurvrouw had vroeger met kranten gelopen, maar interesse in het nieuws had ze niet. Ze keek naar de lucht en dan wist ze genoeg. En het leven op straat hield ze bij vanachter haar raam. Daar zat ze uren te kijken in haar oude, eikenhouten leunstoel. Naar de mensen, die haar niet zagen en tegen wie ze hardop praatte. Dat ging er soms fel aan toe, waarna ze dommelend in slaap viel.

Buurvrouw was uit de tijd van hutspot met een gesudderde speklap. Ze kookte de rijst in bed en een gebakken visje ging er ook graag in. Ze had het leven genomen zoals het kwam en ze had nergens spijt van. En plotseling, zo van de ene op de andere dag, was buurvrouw er niet meer. Het was genoeg geweest en de Poelies kwamen bij mij.

Haar floksen bloeien nog steeds in de tuin en als ik ze zie dan denk ik aan wat buurvrouw zei: “Als ik terugkom, dan wil ik als bloem en bij de mensen op tafel staan. Wat zal ik dan gelukkig zijn!”

Sonja Duba