Gedichtloos

Bij de entree van de plaatselijk galanteriewinkel stond Piet. Piet was een dame, althans, de dame was verkleed als Piet. Naast haar stond op de stoep een zak. Zij sprak een klein jongentje aan die aan de hand van zijn oma net de winkel van de vele kleine en grote snuisterijen wilde binnenstappen. Ze zakte door haar knieën en vroeg aan het jongentje - een ventje van de kleuterschoolleeftijd met donker krullend haar - : ‘Kun jij een Sinterklaasliedje zingen voor Piet?’ Het jongentje keek haar aan en keek nog eens om zich heen, kennelijk in de hoop een glimp van Sinterklaas op te vangen. De oma begon zich ermee te bemoeien, wat nu juist niet de bedoeling was van Piet. ‘Kom Wimpie, je kan best een Sinterklaasliedje zingen voor Piet.’ Het jongentje hield zijn kaken stevig op elkaar, niet van zins om zijn oma haar zin te geven. ‘Wil je wel een snoepje?’ vroeg Piet nu en greep naar de zak. Toen, tot verbazing van de paar omstanders begon het ventje: ‘Sinterklaasje bonne bonne bonne, gooi maar in de lege tonne…’

Toen hij klaar was met dit korte Sinterklaasversje kreeg hij van dame Piet een handjevol snoepjes. ‘Dat is alleen voor jou.’ Toen verzwond Piet. De zak ging mee. Het ventje ging met zijn oma de winkel binnen, al snoepend. 

‘Dat was toch leuk om te zien,’ zei een vrouw van naar schatting over de middelbare leeftijd tegen mij. ‘Ikzelf heb ook een kleinkind. Het is zo enig deze tijd met die kleintjes, maar ook met de groten. Vroeger kon ik hele gedichten maken, maar ja, wat wil je: bij het ouder worden komt het brein met minder rijmwoorden.’ Ik knikte. ‘Het dichten was niet van mijn kindertijd, en later eigenlijk ook niet, mevrouw.’ Op haar beurt knikte de vrouw. ‘Weet u, meneer, ik had altijd een leuk begin… Wat een gedonder moppert Sinterklaaskapoen, eeuwen lang cadeautjes kopen, nimmer krijg ik pensioen; ik zal nog maar een taaipop vreten, heb al uren niks gegeten… en zo ging het nog verder, ozosnel. Ik besloot dan met… nou lieve schat, pak maar uit, ’t is voor mekaar, graag tot volgend jaar… ik schreef een A-viertje vol. Maar nu ben ik gedichtloos. Fijne Sinterklaas.’